Eind november 2011 werd in Amsterdam een boek voorgesteld naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van de Nederlandse Girard Studiekring, waarvoor ik een bijdrage mocht leveren. Het boek kreeg als titel Rond de Crisis – Reflecties vanuit de Girard Studiekring, en werd geredigeerd door Michael Elias en André Lascaris (Uitgeverij Parthenon, Almere, 2011). Een inleiding van André Lascaris op de mimetische theorie, uitgesproken bij de voorstelling van het boek, kan hier (klik voor pdf) gevonden worden.

Een recensie uit het tijdschrift Streven lees je door hier te klikken.

Het boek bevat 18 artikels die een opvallende variëteit aan onderwerpen bestrijken, maar alle het denken van René Girard en de mimetische theorie als uitgangspunt nemen. De artikels zijn verdeeld onder zes categorieën: “algemene bijdragen”, “sociaal-economische bijdragen”, “over conflicten”, “het christendom”, “literatuur en communicatie”, en ten slotte “over instituties, school, huwelijk en rechtspraak”.

Ondertussen heb ik tijd gevonden om het boek een eerste keer te lezen. Ik geef enkele citaten die mij in het oog sprongen, en die misschien enige nieuwsgierigheid en interesse wekken:

ALGEMENE BIJDRAGEN

Bij de eerste bijeenkomst van de Girard Studiekring in 1981 werd nog niet gesproken van ‘mimetische theorie’. In Nederland en België waren weliswaar enkele korte beschouwingen verschenen die ingingen op de boeken die Girard in de jaren zeventig had gepubliceerd, maar anders dan in de Engelstalige wereld was er nog niets van hem vertaald. In Frankrijk was La violence et le sacré (1972) door sommigen enthousiast ontvangen, vooral na een recensie in Le Monde, waarin werd gesproken van een très grand livre, “de eerste echte atheïstische theorie van het religieuze en het heilige.” Maar die waardering sloeg daar om toen in 1978 Girards hoofdwerk Des choses cachées depuis la fondation du monde uitkwam, later in het Nederlands vertaald als ‘Wat vanaf het begin der tijden verborgen was’. In gesprek met twee psychiaters ontvouwde hij daarin aan de hand van de problematiek van het begeren een oorsprongstheorie van menselijke cultuur en religie, die hij fundeerde op een ‘niet-sacrificiële’ lezing van de Hebreeuwse bijbel en het Nieuwe Testament. In de eenentwintigste eeuw moge de belangstelling voor het verschijnsel religie in het publieke debat sterk zijn toegenomen, eind jaren zeventig stond Girards benadering haaks op de heersende opvattingen omtrent het belang daarvan. – Uit het VOORWOORD van Michael Elias en André Lascaris.

Het sacraal koningschap is één van Girards bekendste voorbeelden van een ritueel complex dat het zondebokmechanisme ensceneert. Op grond van etnografisch materiaal – met name uit Bantoe Afrika – toont hij aan hoe allerlei op het eerste gezicht bizarre gebruiken – het met geweld vangen en vernederen van de koning bij de troonsbestijging, het ritueel doden van de vorst, het aan hem toeschrijven van macht over de natuurlijke bestaansvoorwaarden (regen, vruchtbaarheid van mens, vee en grond), een plausibele duiding krijgen als ze tegen het licht van het zondebokmechanisme gehouden worden. Graag breng ik in dit verband een paar observaties uit eigen onderzoek over het sacraal koningschap onder volken aan de bovenloop van de Nijl ter sprake. Vergeleken met het Bantoe koningschap dat Girard tot materiaal diende, gaat het er bij deze Nijlvolken ruiger aan toe. De noodzaak om het geweld van de oeruitdrijving zoveel mogelijk te benaderen, lijkt hier serieuzer genomen te worden. Als zich een crisis voordoet – als gevolg van oorlog, twisten of droogte – dan is het uiteindelijk de koning zelf die gelyncht wordt. – Uit HET BEGRIP CRISIS IN HET WERK VAN RENÉ GIRARD van Simon Simonse, cultureel antropoloog.

Ik zou willen verdedigen dat mimetische relaties, waaronder de mimetische begeerte, juist door hun narratieve karakter besmettelijk zijn. Het model bij Girard is aantrekkelijk omdat en voor zover hij of zij een verhaal vertelt, belichaamt, verbeeldt of toont dat wij niet alleen herkennen maar waarin we zelf ook willen meespelen. Anders dan de begeerte zonder meer, behelst mimetische begeerte niet alleen het actuele optreden van iemand die een bepaald object begeert of reeds bezit, maar evenzeer mijn potentiële begeren en bezitten van dat object – en het potentiële begeren en bezitten van dat object door in principe iedereen. Het is het narratief van de actuele begeerte dat die begeerte potentieel maakt voor anderen. – Uit DE SLEUTEL TOT VRIJHEID. HET HERMENEUTISCH KARAKTER VAN DE MIMETISCHE THEORIE van Joachim Duyndam, filosoof.

Dankzij de spiegelneuronen handelen en voelen we niet alleen, maar begeren we ook wat anderen voelen of begeren. Evenals Girard meent Gallese dat deze imitatie een automatisch, non-verbaal communicatief proces is. We begeren reeds een ander voordat we hierover hoeven na te denken. Hoewel we denken autonoom te verlangen, is de realiteit dat onze hersenen dat al hebben gedaan! In verband met de mimetische theorie maakt Gallese verschillende opmerkingen. De metafysische begeerte beschouwt hij niet als een soort eindstadium van het begeren dat ontstaat nadat het object van de begeerte uit beeld is verdwenen. Fylogenetisch gezien begint volgens Gallese iedere begeerte als een begeerte om de ander te zijn. Om dit te onderstrepen grijpt hij terug op de studies van Meltzoff bij pasgeborenen. Volgens deze onderzoeker is vóór iedere mimetische driehoeksrelatie het affectieve gedrag van de moeder primordiaal. Alles begint met de realisatie van een op empirie gebaseerde intersubjectieve ruimte, een wij-ruimte, wij-centrum, gevormd niet alleen door onze hersenen maar door ons gehele lichaam, onze fysische omgeving, onze culturele habitat, opgevuld met prelinguïstische ervaringen. Door deze ‘intercorporeïteit’ ziet een kind reeds vanaf de geboorte een individu uit zijn onmiddellijke omgeving zoals zijn moeder als het zelf, een alter ego, die dezelfde objecten en gelijkaardige doelen nastreeft. Pas later gaat het kind zich verzelfstandigen door zichzelf los te maken van dit wij-centrum waarin het oorspronkelijk was ondergedompeld. Naast het oorspronkelijke neuraal niveau ontwikkelt zich een hoger, persoonlijk niveau waar we ons verschillend voelen van de anderen. Gallese verklaart dit door het feit dat wat men op neuraal niveau observeert niet exact hetzelfde is als wat men uitvoert. De spiegelneuronen simuleren wel, maar dupliceren niet de hersenprocessen van anderen. We ervaren wel dat anderen gelijkaardige ervaringen hebben als wijzelf, terwijl de specifieke inhoud van zo’n ervaring verschillend kan zijn. We blijven echter wel deel uitmaken van dezelfde gemeenschappelijke ruimte met dezelfde fundamentele verlangens, emoties, kwetsbaarheid, enz. (the shared manifold). Deze opvatting wordt door Girard o.a. beschreven als conversie, het doorbreken van het inzicht dat het zelf en de ander niet essentieel verschillend zijn. De romanschrijver ontdekt meestal op het eind van zijn verhaal dat de held of het model is zoals hijzelf is. – Uit SPIEGELNEURONEN. DE ROL VAN DE BIOLOGIE BIJ HET FENOMEEN MIMESIS van Guido Heidendal, nucleair geneeskundige.

SOCIAAL-ECONOMISCHE BIJDRAGEN

Gedurende een luchtbel of financiële crash veranderen de prijzen dramatisch en laten zo de macht zien van de mimesis, de wederzijdse imitatie, die rijkdom schept of vernietigt. Zowel luchtbellen als crashes zijn tegengesteld aan de toestand van gematigde schaarste die volgens economen de basis legt voor de normale economische orde. Luchtbellen komen overeen met een situatie van overvloed, wanneer voortdurend rijkdom wordt geschapen, wanneer er altijd meer geld te bezitten is. Dan gaat men denken dat arme mensen in staat zijn een huis te kopen dat meer waard is dan wat ze tijdens hun leven zullen verdienen, omdat de voortdurende toename in waarde kennelijk iedereen beschermt tegen mislukking en gebrek. Crashes komen overeen met een situatie van uitzonderlijke schaarste, wanneer het feit dat er niet genoeg is voor allen, niet distributief begrepen kan worden maar slechts collectief. Niet alleen is de rijkdom onvoldoende om ieders behoeften te bevredigen, maar de poging van elk individu om te beschermen wat hij bezit, leidt tot de verwoesting van rijkdom voor allen. Op dat punt gekomen begint het onderscheid tussen de ‘echte’ waarde van eigendom en zijn juiste of onjuiste waardering door de markt te verdwijnen, want niet alleen de prijzen veranderen, maar rijkdom wordt vernietigd. – Uit SCHAARSTE EN DE FINANCIËLE CRISIS van Paul Dumouchel, filosoof.

De vraag is wat wij geleerd hebben van de economische crisis. Als het gaat om onze eigen verantwoordelijkheid is het goed om ons meer bewust te zijn van onze mimetische begeerte. De apostel Paulus geeft in 1Kor 7, 30-31 aan zijn lezers het advies “zij die met het aardse omgaan moeten er niet in opgaan, want de wereld die wij zien gaat voorbij” en “zij die kopen moeten doen alsof zij geen eigenaar werden.” Wanneer we ons realiseren dat de omstandigheden telkens veranderen, is het inderdaad aan te raden eigen bezit te relativeren en is zelfbeperking (omgaan met, maar niet opgaan in) beter dan proberen het onderste uit de kan te halen. Daar staat dan tegenover dat we wellicht meer aandacht overhouden voor de ander. Het is goed daarbij te beseffen dat de omgang met onze mimetische begeerte meer is dan een persoonlijke zaak, want in een Complex Mimetisch Systeem (CMS) zijn we allen met elkaar verbonden. In een recente roman van Dieter Wellershoff wordt dit prachtig onder woorden gebracht in een gesprek tussen twee pastors: Du bist kein Sonderfall, sondern ein Beispiel für viele. Und das verpflichtet dich. Kernachtiger kan een kritiek van onze cultuur niet zijn. – Uit HET EINDE VAN DE VETTE JAREN van Hans Weigand, informaticus.

In organisaties komt geweld tot uiting in gedrag en taalgebruik. Roddelen, ‘vliegen afvangen’ en strategisch pesten kan in de escalerende fase hoogtij vieren, zodat het samenwerkingsverband niet langer functioneert. Iedere organisatie kent personen, die met trucs hun rivaliteit in persoonlijk gewin omzetten. Maar zoals iedere mimetische crisis kent ook het ritueel van het reorganisatieproces haar samenbindende factor in het richten van dit geweld op een zondebok. – Uit DE REORGANISATIE ALS OFFERRITUEEL van Frits Bakker, interim manager.

In volle markten is het belangrijk om onderscheidend vermogen aan te brengen aan je merk. […] Jan Rijkenberg is schrijver en oprichter van BSUR (Be As You Are), een internationaal bureau voor de ontwikkeling van merk- en communicatieconcepten. Merken bouwen gaat volgens hem om de vraag hoe het individu denkt, voelt en handelt in de groep. Rijkenberg introduceerde het beginsel van concepting. Deze benadering gaat niet uit van omlijnde markten en doelgroepen op basis van producteigenschappen. Concepting gaat over het op de markt brengen van merken die een gedachtegoed vertegenwoordigen: een visie, betekenis of een gedachte die voor de consument een verrijking beloven. […] Het Britse ‘Virgin’ is een pregnant voorbeeld van een conceptmerk. De oprichter en eigenaar Richard Branson draagt met verve het gedachtegoed uit dat een tegendraadse en eigenzinnige manier van leven je identiteit versterkt en verrijkt. Overigens, het verlangen om authentiek en tegendraads te willen zijn werd door Girard al in 1961 ontmaskerd. In De romantische leugen en de romaneske waarheid legde hij uit dat de diepste waarheid is dat ik niet begeer wat ik zelf ten diepste wil hebben, maar dat ik telkens weer verlang naar wat een ander wil. Tegendraads gedrag is in onze cultuur dan ook niet als uniek te beschouwen, maar eerder als kuddegedrag. Of het nu gaat om vliegreizen, platen, koffers of cola, in alle gevallen gaat bij Virgin het gedachtegoed vooruit op het product. – Uit WORDEN WE ALLEMAAL ‘PUUR EN EERLIJK’? van Huub ter Haar, communicatiestrateeg.

OVER CONFLICTEN

Een van de belangrijkste kenmerken van het Belgisch conflict [tussen Vlamingen en Franstaligen] is het passeren van het grondwettelijk hof en de grondwet door de politieke instellingen, meerdere malen op korte tijd. […] Dergelijke feiten wijzen niet alleen op het verzwakken van de grondwet maar ook van de scheidsrechterlijke functie van de staat als kader binnen dewelke conflicten begrensd worden. Conflicten gaan dan hun eigen weg, buiten de oevers van de staat. Als een eindeloze wisselwerking tussen verzwakte structuren die conflicten aanwakkeren, waardoor de structuren nog meer verzwakken, wat de conflicten nog meer aanwakkert. – Uit BELGIË: DUBBELS, UITERSTEN OF TOCH ÉÉN? van Philippe De Keukelaere, jurist.

Ontdaan van hun wolvenkleding staan ze te kijk als offerlammeren. Op een spandoek op het Tahrirplein was op 18 maart [2011] een afbeelding te zien van Moebarak, Ben Ali, Kadaffi en Saleh van Jemen als schapen in de wei. Waarom schapen? Onder in de rechterhoek zie je een vrouw met een mobieltje, die het spandoek fotografeert. Ze maakt gebruik van de digitale technologie die zo’n grote rol heeft gespeeld in de Arabische opstanden. Precies achter het mobieltje echter zie je een terugvallen op een veel oudere technologie: een slagersmes. Het mes maakt de betekenis van het spandoek duidelijk: de eens zo machtige dictators zijn offerlammeren die wachten om geslacht te worden. – Uit DE NIEUWE KLEREN VAN DE ARABISCHE LEIDERS van Mark Anspach, antropoloog.

De crisis in het heilige land blijkt een succesrijk exportproduct van de strijdende partijen tezamen. Want hoe intenser de mimetische crisis, hoe meer conflicten, en hoe meer deze zich uitbreiden. Er is geen enkel land ter wereld waar zoveel aandacht naar uitgaat. Net als in Israël is er ook in India een security fence, in het omstreden gebied Kashmir. Als daar mensen worden doodgeschoten die de grens over willen, hebben de internationale media er nauwelijks aandacht voor. Hebben we er in onze globaliserende samenleving behoefte aan om al onze rivaliteiten en schandalen te kanaliseren naar één regio? Waar de geestelijke wortels van onze cultuur liggen? Ook in ons land worden de antagonisten rond het heilige land geïmiteerd. Rivaliteit is besmettelijk en op talloze forums zijn beschuldigen, beschimpen, aanklagen, aanvallen, kleineren, vernederen, overdrijven, verwijten, blameren, weeklagen, liegen en verdacht maken courante taalhandelingen. Veel mensen die vroeger als vanzelfsprekend Israël steunden, zijn nu uitsluitend de Palestijnse zaak toegedaan, maar het stramien is gebleven: wij staan aan de goede kant. Een “romantische leugen.” Burg schreef dat de Palestijnse zaak velen in Europa de gelegenheid heeft gegeven om zich te verlossen van de last van boetedoening voor de zes miljoen vermoorde joden. Anderzijds mag de sjoa voor Israël, zo zegt hij, ook geen blanco cheque zijn voor schending van mensenrechten. Wat de rivaliteit in slachtofferschap betreft: het heeft geen zin om bij elk incident de vraag te stellen: wie is hier het echte slachtoffer? Want de slachtoffers van de slachtoffers maken nieuwe slachtoffers en de keten is eindeloos.” – Uit TAALGEBRUIK EN MIMETISCHE CRISIS. ISRAËL EN DE PALESTIJNEN van Michael Elias, taalkundige.

HET CHRISTENDOM

Er wordt nog steeds volop gedemoniseerd, maar het punt is dat deze pogingen tot demonisering niet meer werken, geen consensus opleveren, geen echte demonen meer zichtbaar maken. De volgende passage komt uit een ingezonden brief van Ivo Mijland in dagblad Trouw met de titel: “Hoe vaak is Tristan al buitengesloten?” [Tristan van der Vlis uit het Nederlandse Alphen aan den Rijn schoot op 9 april 2011 zes mensen dood alvorens zichzelf van het leven te beroven, in een winkelcentrum]: “Op internet stonden destijds al reacties die misschien de sleutel vormen tot het motief. Letterlijk: ‘Wat een lelijke puistenkop! Met zo’n hoofd moet je wel zelfmoord plegen…, maar dat betekent niet dat je zomaar onschuldige mensen moet meesleuren in je eigen ellende. LOSER! Ik pis op je graf.’ Op hetzelfde internetforum viel vele maal de populistische term ‘weggejorist’. Een woord dat veelvuldig te lezen valt op de website van Geen-Stijl en een eufemisme is voor heftige minachting. Is minachting het antwoord op de duizenden vragen over de schietpartij? […] Ja, op die zaterdag gedroeg hij zich als een monster. Maar in dat monster school een mens, in ernstige geestelijke nood.” […] De poging deze menselijkheid te bewaren vinden we ook in de woorden van IKON-medewerker Bram Grandia, die tot twee keer toe de discussie over de zevende kaars heeft aangezwengeld: “De rijen sluiten tegenover de terreur ligt voor de hand. Zeggen dat we er sterker en veiliger uitkomen is een bezweringsformule. Het is een ontkenning van onze risicosamenleving. Hoe om te gaan met de werkelijkheid dat de dader binnen de eigen gemeenschap is opgegroeid? Wat is er in het hoofd van Tristan gebeurd? Roept zijn daad niet zoveel vragen op waarvoor je je niet mag afsluiten? Ik vind het onmogelijk om de dader dood te zwijgen. Het licht van Christus sluit geen mens uit. De brenger van dat licht is vermoord. De moordenaars konden het licht niet doven. Dat wordt vandaag in alle kerken verkondigd. Op al die plaatsen brandt de Paaskaars. Ook voor de ouders van Tristan en ook voor Tristan zelf.” […] In zijn één na laatste hoofdstuk in Ik zie Satan vallen als een bliksem, getiteld “Slachtofferzorg”, signaleert Girard dat slachtoffers dienst kunnen doen om beschuldigen te versterken: “Het ideaal van een geweldloze samenleving gaat zichtbaar terug op de prediking van Jezus, op de aankondiging van Gods koninkrijk. Naarmate het christendom zich verbreidt, neemt zijn intensiteit toe in plaats van af. Die paradox laat zich gemakkelijk ophelderen. De zorg voor de slachtoffers is een paradoxale inzet geworden van de mimetische rivaliteiten, van de wedijverende impulsen. Je hebt slachtoffers in het algemeen maar de interessantste zijn altijd degenen die ons onze medemensen laten veroordelen. En zij doen op hun beurt hetzelfde met ons. Ze denken vooral aan de slachtoffers voor wie zij zich verantwoordelijk houden.” – Uit DE ZEVENDE KAARS van Berry Vorstenbosch, professioneel IT’er.

Vergeven is niet ontkennen dat de dader schuld heeft, is evenmin vergeten – je weet nooit of de dader vanuit de achtergrond toch weer op de voorgrond komt te staan – of de dader ‘begrijpen’. Vergeven is niet zich moreel verheven voelen boven de dader, en is evenmin liefdevolle relaties aangaan met de dader. In vele gevallen zal de gedupeerde ontmoetingen met de dader willen vermijden en gescheiden wegen gaan zoals in het Bijbelse verhaal van Esau en Jacob (Gn 32-33). Er bestaan verschillende vormen van vergeving. Vergeving is geen emotie, maar een daad, waarbij de benadeelde wiens recht op bestaan door de dader is ontkend, laat zien dat hij/zij het recht op leven en toekomst van de dader ondanks alles erkent. Het slachtoffer kan wel degelijk vergeving aanbieden terwijl het schadevergoeding en compensatie eist. […] Vanuit de geschiedenis is het te begrijpen dat velen nu het christendom tot zondebok maken en daarmee dat doen waartegen de christelijke openbaring zich verzet. De mimetische theorie van René Girard geeft een nieuw zicht op het christendom en schept mede de mogelijkheid dat christendom herboren te laten worden. Eigenlijk moet het christendom als een geweldloze levensbeschouwing nog beginnen. Men hoeft daarbij niet in te stemmen met het conservatisme van Girard wat betreft zijn persoonlijke beleving van het christendom. In de huidige context zijn de joodse traditie, de islam en talrijke wijsgerige en levensbeschouwelijke stromingen de gesprekspartners van de christenen. – Uit SLACHTOFFERS STAAN OP van André Lascaris, theoloog.

LITERATUUR EN COMMUNICATIE

Sartre toont in Met gesloten deuren zijn preoccupatie met geweld en de ontaarding van menselijk gedrag binnen een kleine afgezonderde groep. In wezen verbeeldt hij uitzichtloos mimetisch geweld leidend tot de betekenisloosheid van een bestaan waarin zelfs een verlossing uit het persoonlijk lijden door een catharsis of de dood zich niet meer kan voltrekken. Geen van zijn personages vormt een goed model ter navolging voor anderen maar juist een kwaadaardig model. Sartre houdt het publiek een genadeloze spiegel voor aangaande ieders mogelijke of echte gedrag voortkomend uit begeerte, afgunst en onmacht tot verandering. – Uit DE HEL, DAT ZIJN DE ANDEREN. VERSTOTING EN NAVOLGING IN JEAN-PAUL SARTRE’S MET GESLOTEN DEUREN van Sonja Pos, doctor geesteswetenschappen.

In de jaren negentig werd bij de VARA een televisieprogramma bedacht om iemand die collectief tot zwart schaap was verklaard, de kans te geven zijn of haar plaats in het collectief te herstellen. Om de situatie te schetsen begon de intro van Het Zwarte Schaap elke keer met een silhouet van degene die ‘tegen de stroom inging’ plus korte statements van ‘witte schapen’. Deze omstanders, direct betrokkenen en representanten van de maatschappij, werden vervolgens als een jury bij elkaar gezet achter een hek. De scheiding tussen ‘het zwarte schaap’ en de omstanders werd dus visueel gemaakt. Een theatrale setting (gebruik van de ruimte, dialoog, spanning en ontknoping) stelde het zondebokverschijnsel als zodanig – de focus telkens op één persoon en één onderwerp – ter discussie. – Uit PERSONA NON GRATA. HANS JANMAAT IN DE MEDIA van Els Launspach, theaterwetenschapper.

In onze hedendaagse samenleving worden beroemde figuren, vooral uit de media, vereerd als postmoderne goden. De verspreiding van reality televisie laat zien dat veel gewone mensen bijna alles willen doen (inclusief zichzelf en hun gezinnen laten vernederen) om beroemd te worden – wat de postmoderne vervanging van onsterfelijkheid is. […] De film The Social Network gaat zowel over het opzetten van het internetbedrijf Facebook als over de essentie van rivaliteit. Maar de rivaliserende manier waarop het bedrijf werd opgezet, weerspiegelt voor een goed deel de donkere kant van het beest zelf. Hoewel Facebook is bedoeld om mensen met elkaar in contact te brengen, doet het veelal het tegenovergestelde. […] Zoals een commentator opmerkte: Facebook doet een appel op iemands behoefte aan snobisme, dat zoals we boven zeiden, eveneens aanwezig is bij de makers van de site: “Facebook doet een beroep op een soort ijdelheid en geloof in eigen belangrijkheid. […] Facebook zet ook aan tot een verontrustende concurrentie rond vriendschap: tegenwoordig schijnt met vrienden kwaliteit niet meer te tellen en is kwantiteit koning. Hoe meer vrienden je hebt, hoe waardevoller je bent.” – Uit YOUR FIFTEEN MINUTES OF FAME. FACEBOOK EN MIMETISCHE BESMETTING van Melanie J. Van Oort-Hall, politicologe.

OVER INSTITUTIES, SCHOOL, HUWELIJK EN RECHTSPRAAK

Leerkrachten kunnen alleen een bevrijdende rol spelen als ze, eventueel geïnspireerd door een imitatio Christi, gestalte geven aan ‘de crisis van het creatieve verschil’. Het creatieve verschil is niet de uitkomst van een mimetische rivaliteit. Het slaat niet op het verschil tussen een winnaar en een verliezer, tussen individuen die zich met elkaar gemeten hebben. Het creatieve verschil slaat evenmin op het onoverbrugbare hiërarchische onderscheid tussen een machthebber en zijn onderdanen, noch op de splitsing die een groep aanbrengt tussen zichzelf en een ‘zondebok’. Tussen de onverschilligheid tegenover een onaantastbare machthebber en de ongedifferentieerde aandacht voor een zondebok, ligt het creatieve verschil als het resultaat van een interactie tussen mensen die zich, in vertrouwen, bemind weten. Alleen vanuit dit vertrouwen kunnen leerkrachten zich kwetsbaar opstellen en beminnen wie zich onvoldoende bemind weet. Alleen vanuit dit vertrouwen durven leerkrachten het risico aan, om zelf zondebok te worden, terwijl ze zich overleveren aan hun roeping om voor leerlingen ‘richtingaanwijzers’ te zijn. Om van leerlingen vrije mensen te maken die uiteindelijk geen zondebokken nodig hebben. – Uit MODEL, OBSTAKEL, ZONDEBOK, BEVRIJDER. DE VELE GEZICHTEN VAN DE LERAAR van Erik Buys, godsdienstwetenschapper.

Als we ons herinneren hoe Jezus het eten in het Avondmaal en het hemels Bruiloftsmaal omduidde tot ‘zichzelf te eten geven’ is het Afrikaanse spreken over de geslachtelijke paring in termen die verwijzen naar eten, van diepe betekenis. Zij die ooit als zondebokken elkaar naar het leven stonden – elkaars bloed konden drinken – keren die rivaliteit om tot wederzijds geven en vergeven. Het woord vergeven, dat ook naar gift verwijst, herinnert ons eraan hoe Girard het dubbele in het vergeven benadrukt: zoals medicijn, pharmakos, is het genezend, maar blijft bitter. De ander vergeven is een ‘giftig’ proces dat tegelijk helend en ziekmakend is, omdat het mijn narcistisch Ik ontregelt. Geen zondebok willen zijn is daarom geen optie. Met René ‘herboren’ worden aan elkaar sluit aldus aan bij een lange lijn van bijbelse ‘godstaal’. – Uit UIT ZWANENLIEF EN ZONDEBOK HERBOREN. OVER MIMESIS EN GODSTAAL van Wiel Eggen, antropoloog.

Een gevaar schuilt in de mogelijkheid dat het primitieve zondebokmechanisme de strafrechtspleging frustreert. De strafrechter dient de schuld van de voor hem geleide verdachte rationeel te verifiëren. Daarbij moet hij soms oproeien tegen een bij de bevolking reeds algemeen bestaande overtuiging dat de verdachte inderdaad de schuldige is. Als het goed is, vaart de rechter zijn eigen koers zonder zich van populaire vooroordelen iets aan te trekken. Die kunnen echter zo algemeen en zo sterk zijn dat hij zich er maar met moeite aan kan onttrekken. Soms gaat het dan mis; men denke aan Jezus voor Pontius Pilatus. Een recenter voorbeeld is het geval van Lucia de Berk, de verpleegster die werd verdacht van moord op enkele volwassenen en een groot aantal kinderen. Reeds die enkele verdenking riep een zo algemene en krachtige verontwaardiging op dat, naar het schijnt, zelfs de rechters daardoor beïnvloed zijn geraakt. Haar aanvankelijke veroordeling bleek eerst na jaren, bij nader onderzoek, op te wankele bewijsmiddelen te zijn gestoeld. Het in de strafrechtspleging geïnstitutionaliseerde zondebokmechanisme had niet ordentelijk gefunctioneerd. – Uit DE RECHTER ALS MIKPUNT van Nico Keijzer, jurist.

There’s a remarkable analogy between political, dictatorial regimes that uphold themselves by using violence against dissident voices, and economic behavior that is based on the idea of scarcity. Both social phenomena are tragic in the sense that they accomplish exactly what they are trying to avoid.

Paul Dumouchel and Jean-Pierre Dupuy offered an analysis of modern economics from the point of view of René Girard’s mimetic theory, among others in a book entitled L’enfer des choses. Similar analyses are made by people like Hans Achterhuis (Het Rijk van de Schaarste) and André Lascaris. I’ve tried to summarize what I’ve learned from these efforts so far, as it sheds some interesting light on contemporary international social and political issues – the elimination of Osama Bin Laden being one of them.

To read my essay, click: Tribal tradition or scarcity?

“The rich man glories in his riches, because he feels that they naturally draw upon him the attention of the world, and that mankind are disposed to go along with him in all those agreeable emotions which the advantages of his situation so readily inspire him … In a great assembly he is the person upon whom all direct their eyes; it is upon him that their passions seem all to wait with expectation, in order to receive that movement and direction which he shall impress upon them.”

Adam Smith, in The Theory of Moral Sentiments (London, 1959 (Ed. Oxford, 1976) 1, iii, 2).

The direction which, according to Adam Smith (1723-1790), the rich man impresses upon other individuals often has had some shattering consequences for tribal societies and the natural environment. The difference in the way tribal communities deal with the gifts of nature and the way individual capitalists handle with them perhaps never became any clearer during the years of massive buffalo hunting on the great American plains. For centuries the native American indians hunted no more buffalo than they needed and shared what they had caught among the members of their respective tribes. Individual community members didn’t enrich themselves too much, because that would have led to envious quarrels. As is sufficiently known, the business men who originally came from Europe displayed a reverse attitude (imitating ‘the rich man’), which nearly eradicated the mighty animals of the great plains – literally creating ‘scarcity’ of the buffalo. My essay tries to point to the origin of this turn to individualism in Europe. Some of the negative consequences of this shift are shown in these pictures – more than words can say…

Above: Buffalo Hides at Dodge City (Kansas, 1874).

Below: Pile of Buffalo Skulls (1870’s).

 

This we know: the earth does not belong to man, man belongs to the earth. All things are connected like the blood that unites us all. Man did not weave the web of life, he is merely a strand in it. Whatever he does to the web, he does to himself.

(Words ascribed to Chief Seattle – to read more, click here).

What no man can own, no man can take…

(Bono, singer in rock band U2, from their song Yahweh).