Als je de christelijke traditie met de islam vergelijkt, dan ondermijn je algauw enkele voor de hand liggende misvattingen. Elke deskundige leerkracht levensbeschouwing weet dat.

Christenen geloven dat God zich in Jezus van Nazareth openbaart als een bevrijdende dynamiek van geweldloze liefde. Omdat ze geloven dat Jezus die dynamiek als geen ander belichaamt, noemen ze hem Christus. Niet toevallig noemen ze zichzelf christenen (en bijvoorbeeld niet ‘Bijbelvolgelingen’). Moslims geloven dat God zich openbaart als een Barmhartige en Genadevolle realiteit in de Koran. Maar liefst 113 van de 114 soera’s beginnen met Bismi Allahi ar-Rahmani wa ar-Rahiem (“In de naam van God de Barmhartige, de Genadevolle”).

Met andere woorden, christenen en moslims kennen een ander statuut toe aan hun heilige boeken, alsook aan Jezus van Nazareth. Voor christenen geldt de persoon van Jezus Christus als ultieme openbaringswerkelijkheid, terwijl die voor moslims de Koran is. In tegenstelling tot christenen, beschouwen moslims Jezus louter als een profeet. Ze zien hem als een van de voorgangers van Mohammed, de in hun ogen grootste profeet.

Als je de theologische opvattingen van christenen en moslims aangaande openbaring met elkaar vergelijkt, moet je de Bijbel dus niet vergelijken met de Koran en evenmin Jezus met Mohammed. Je dient te vertrekken van een vergelijking tussen het geloof in Jezus als openbaringswerkelijkheid en het geloof in de Koran als openbaringswerkelijkheid. Daarnaast moet je stilstaan bij de rol van de interpretatie(geschiedenis) van die werkelijkheid. Traditioneel waarschuwen zowel christelijke als islamitische denkers tegen de neiging tot idolatrie, waarbij de (immer onvolkomen) interpretatie van de goddelijke werkelijkheid verheven wordt tot die werkelijkheid zelf. De menselijke interpretatie van God is nooit God zelf. Juist dat onderscheid dreigen moderne, fundamentalistische strekkingen te veronachtzamen – zoals het eind 19de eeuw gevormde fundamentalisme van evangelisch-protestantse christelijke signatuur en het in de 18de eeuw gevormde salafisme binnen de islam.

Het is geen toeval dat de rooms-katholieke kerk tal van interpretatiewijzen in de geschiedenis erkent voor haar 72 Bijbelboeken, maar dat ze de fundamentalistische officieel afwijst (zie The Interpretation of the Bible in the Church van de pontificale Bijbelse commissie; gepubliceerd in Origins, 6 januari 1994). Het is ook geen toeval dat Georges Lemaître (1894-1966), de katholieke priester en vermaarde fysicus die de theorie over de oerknal ontwierp, op de volgende manier over de Bijbel denkt (zie Joseph R. Laracy, The Faith and Reason of Father Georges Lemaître, Homiletic and Pastoral Review, San Francisco: Ignatius Press, 2009, 50-59):

“De Bijbelse auteurs waren in meerdere of mindere mate – sommigen meer dan anderen – verlicht aangaande de vraag naar verlossing. Op andere gebieden waren zij even wijs of onwetend als hun generatiegenoten. Daarom is het volstrekt onbelangrijk dat er fouten aangaande historische en wetenschappelijke feiten in de Bijbel worden gevonden, vooral als de fouten betrekking hebben op gebeurtenissen die niet rechtstreeks zijn waargenomen door degenen die erover schreven…”

Lemaître blijkt niet alleen een groot natuurwetenschapper te zijn. Zijn benadering van de Bijbel laat zien dat hij ook cultuurwetenschappelijk over meer dan voldoende kennis beschikt. Hij is duidelijk historisch-kritisch en theologisch beslagen. Wijlen de Gentse filosofieprofessor Etienne Vermeersch (1934-2019) heette dat ook te zijn. Des te eigenaardiger zijn dan ook enkele van zijn uitlatingen over openbaring binnen de christelijke traditie en de islam.

Op 27 juni 2008 is Etienne Vermeersch te gast in het online radiopraatprogramma Desmet live. Vermeersch wordt op dat moment door Vlaanderen als zijn “meest invloedrijke intellectueel” beschouwd. Aan zijn Nederlandse gastheren legt hij onder andere uit waarom hij het idee van een goddelijke openbaring doorheen zogenaamd heilige boeken absurd vindt. Hij wijst daarbij op het feit dat de Bijbel en de Koran een sociale verschrikking als slavernij niet in vraag lijken te stellen.

Als de filosofieprofessor inderdaad wereldberoemd is in Vlaanderen, en als hij inderdaad veel adepten heeft bij de Vlaamse bevolking die dat soort uitlatingen van hem nog steeds toejuichen, dan moet Vlaanderen dringend werk maken van beter levensbeschouwelijk onderwijs. De veronderstellingen van Vermeersch over Bijbel, Koran en openbaring laten immers nogal te wensen over. In tegenstelling tot een katholieke priester als Georges Lemaître benadert Vermeersch de Bijbel (evenals de Koran overigens) blijkbaar op een fundamentalistische manier, zonder rekening te houden met het belang dat christenen traditioneel hechten aan de rol van een voortgaande geschiedenis in het openbaringsgebeuren. Bovendien vergeet hij dat God zich volgens christenen in de persoon van Jezus… “Christus” openbaart, en dat de Bijbelse geschriften in het licht daarvan herleid worden tot middelen om die openbaring op het spoor te komen. Die geschriften becommentariëren en bekritiseren elkaar voortdurend, en vormen overigens geen exclusieve middelen om de geopenbaarde werkelijkheid te ontmoeten. De bevrijdende realiteit van geweldloze liefde, zoals Jezus die uiteindelijk incarneert, is ook op andere (buiten-christelijke) manieren beschikbaar.

Als Vermeersch de traditionele christelijke openbaringsopvatting als uitgangspunt zou nemen, dan zou hij beseffen dat de in Jezus geopenbaarde, bevrijdende realiteit van geweldloze liefde niet gebonden is aan historische en culturele omstandigheden. Tegelijk zal de dynamiek van geweldloze liefde, van waaruit Jezus leeft, die omstandigheden evenwel niet veronachtzamen. Jezus vernietigt de bestaande orde niet zomaar, zoals een dictator dat zou doen om zijn eigen wetten te stellen. Zoiets zou van Jezus een zoveelste, gewelddadige “koning van deze wereld” maken. Wel stelt Jezus principieel elke culturele orde – en haar regels, wetten en instituties – in vraag. Onder andere in die zin is zijn koningschap “niet van deze wereld”. Regels en wetten zijn volgens Jezus nooit een doel op zich, maar ze zouden middelen moeten zijn om ervoor te zorgen dat de mens zowel zichzelf als anderen kan beminnen – zie bijvoorbeeld Mc 2, 28: “De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.” Jezus wil mensen in staat stellen om hun gemeenschappen zelf, van binnenuit en met de nodige verantwoordelijkheidszin, te veranderen.

Jezus beoogt een orde die gegenereerd wordt op basis van wederzijds respect, en niet op basis van angst voor gewelddadige, “helse” afstraffingen – zie 1 Joh 4, 17b-18: “Liefde laat geen ruimte voor vrees. De volmaakte liefde drijft de vrees uit, want vrees duidt op straf, en wie vreest is niet volgroeid in de liefde.” De kritiek van Jezus op de culturele orde van zijn tijd (en elke tijd) gaat eigenlijk veel verder dan Vermeersch zich blijkbaar realiseert. De door Jezus belichaamde dynamiek van geweldloze liefde brengt een proces op gang waarin gaandeweg elke vorm van onderdrukking kan (h)erkend en aangeklaagd worden. Ook de slavernij ontsnapt niet aan dat proces, in tegenstelling tot wat Vermeersch beweert. Vandaar dat Paulus, in navolging van Christus, de relativiteit en zelfs nietigheid van elke culturele orde benadrukt. Volgens Paulus verdwijnt elk arbitrair bepaald cultureel onderscheid als de liefde (Christus) “alles in allen” is, óók het onderscheid tussen de zogenaamd vrije mens en de slaaf – van wie dan geen sprake meer is. Zie Kolossenzen 3, 10-11:

“Bekleed u met de nieuwe mens, die wordt vernieuwd tot het ware inzicht, naar het beeld van zijn schepper. Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar, Skyth, slaaf, vrije mens. Maar alles in allen is Christus.”

Dat Vermeersch een redenering opbouwt die een intellectueel van zijn kaliber eigenlijk onwaardig moet zijn, is al vreemd. Misschien werd hij wel te veel geleid door negatieve, antigodsdienstige sentimenten en verklaart dat een en ander. Emoties zijn niet altijd goede raadgevers. Nog vreemder is evenwel dat de verantwoordelijken voor Vermeersch’ intellectuele nalatenschap die redenering in de verf willen zetten en zelfs fantastisch schijnen te vinden. Als een zogenaamde muziekkenner tijdens zijn leven op een bepaald moment beweert dat Helmut Lotti “de nieuwe Luciano Pavarotti” is, ga je na het overlijden van die kenner toch niet daarnaar verwijzen als bewijs van zijn deskundigheid? Die bewering slaat immers nergens op, en zal hoogstens enthousiast onthaald worden door muzikale, vocaaltechnische analfabeten (met alle respect voor Helmut Lotti trouwens, die nooit van zichzelf zou beweren dat hij een Pavarotti is).

In het land der blinden is eenoog natuurlijk koning. Niettemin is de redenering die Vermeersch maakt in het programma Desmet live (zie bijgevoegd fragment) een keizer die geen kleren aanheeft. Collega-filosofen, religiewetenschappers, historici en andere academici die behoren tot zijn peers zullen alleszins hun wenkbrauwen fronsen, zeker als ze Vermeersch nog niet kennen. En dat heeft niets te maken met hun eventueel gelovig of ongelovig zijn.

Er zijn andere redeneringen van Vermeersch die zijn aanzien in de academische wereld wél ten goede komen. Misschien kunnen de verantwoordelijken voor zijn intellectuele nalatenschap zich in het vervolg meer concentreren op beweringen die hem niet belachelijk maken, zeker als ze zich de moeite getroosten om met Engelse ondertitelingen zijn internationale allure te vergroten. Vermeersch verdient beter. Hij zou trouwens zelf de eerste zijn om gegronde kritiek te omarmen, en met meer kennis en inzicht aan de slag te gaan. Niet alles wat hij ooit heeft beweerd getuigt van genialiteit. Zoveel maakt het besproken voorbeeld wel duidelijk. Wat de geliefde Gentse filosoof zegt, moet niet onmiddellijk en overal de hemel in geprezen worden. Ook Etienne Vermeersch mag zich vergissen.

Voor haar 85-jarig bestaan vroeg de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (NCRV) Stef Bos een cd over Bijbelse figuren te schrijven. Dat leidde tot het krachtige album ‘In een ander licht’ dat alle Bijbelse toonaarden laat weerklinken: van de lofzang op de liefde, over het profetische verzet, tot de klaagzang tegen het lijden en de schreeuw om hoop. (Uit het weekblad Tertio, 16 december 2009).

Het oudtestamentische boek Prediker, een wijsheidsboek, dient als uitgangspunt voor Alles is lucht (lied van Prediker). Zelf heb ik de tekst van Prediker altijd ervaren als een gedicht van ‘hoopvolle troosteloosheid’. Bij Stef Bos schijnt dat niet anders. In het boekje bij het muziekalbum schrijft hij: “Misschien een van de meest filosofische boeken in de Bijbel met Job. Zeer taoïstisch in zijn denken omdat het dualisme van goed en kwaad voortdurend verschuift. De Prediker spreekt zich niet uit. Verklaart alles tot lucht en leegte maar stuurt ons ook in de richting van het genot. Een soort existentialist die ons niet moedeloos maakt door alleen het zinloze te benadrukken. Een boek waarmee een dogmatische denker niet uit de voeten kan want het geeft weinig houvast om anderen te veroordelen en de duvel aan te doen. Daarom een man naar mijn hart… wie het ook was.”

In navolging van Prediker brengt Stef Bos in een duet met Frank Boeijen een lied van paradoxen en contradicties die iets van de ‘zinloosheid’ (‘nonsens’) van het bestaan uitdrukken. Tegelijk maakt de bruisende muziek duidelijk dat precies daar, in de leegte van de zinloosheid, iets nieuws kan geboren worden. In mijn oren suggereren de tekst en de muziek dat God inderdaad misschien daar is, zowel in onze momenten van wanhoop als van onuitsprekelijke vreugde… Dat God daar is, in onze momenten van verstomming… Kortom, dat God daar is, in de leegtes die we niet kunnen opvullen met onszelf. Daar waar wij niet zijn is ruimte voor een Ander… Misschien moeten we bij het begin van de zomervakantie ook eens vakantie nemen van onszelf, onszelf ‘vacant’ verklaren om werkelijk te ge-niet-en? Alles is lucht mag, wat mij betreft, al een vacature opvullen.

Het lied wordt gebracht in een ideale context: ook de uitvoerende zangers zelf laten iets ‘zien’ van de tegenstellingen in het menselijk bestaan – het soms ‘hoekige’ en ‘cleane’ karakter van de stem van Stef Bos contrasteert wonderwel met de rauwe, maar vloeiende warmte van Boeijens geluid.

Luister naar hun duet (de tekst staat onderaan) en klik hier:

Ik heb de wereld gezien

In het licht van de liefde

En in de schaduw van de haat

Er zijn altijd twee kanten

Ware woorden zijn niet mooi

Mooie woorden zijn niet waar

En alles beweegt zolang als het leeft

Zoals een rivier die stroomt naar de zee

Wij zijn een deel

Van een groter geheel

Wij vallen als bladeren

En de wind neemt ons mee

Er is een tijd van verliezen

Er is een tijd van vertrouwen

Er is een tijd van verlangen

Er is een tijd van vergeten

Er is een tijd van vergeven

Er is een tijd voor alles

En alles is lucht

Groei naar het licht

En klim langs de stralen naar de hemel omhoog

Hou je niet vast aan dat wat voorbij is

En laat alles los wat spookt in je hoofd

Want het licht in je ogen verdwijnt met de tijd

Zoals de zon in de verte aan het eind van de dag

Maar alles verandert en

Beweegt in een cirkel

Keert terug naar de bron

En wordt wat het was

Er is een tijd van verliezen

Er is een tijd van vertrouwen

Er is een tijd van verlangen

Er is een tijd van vergeten

Er is een tijd van vergeven

Er is een tijd voor alles

En alles is lucht

En alles is leegte

En alles is zinloos

En alles is leven

Alles heeft waarde

En alles is iets

Alles is alles

En alles is niets

Er is een tijd van verliezen

Er is een tijd van vertrouwen

Er is een tijd van verlangen

Er is een tijd van vergeten

Er is een tijd van vergeven

Er is een tijd voor alles

En alles is lucht

Nog wat meer achtergrondinformatie bij het hele project:

Uit het weekblad Tertio (16 december, 2009):

De Bijbel is voor Stef Bos een boek van gestolde menselijke ervaring. Daarom maakte hij van die Bijbelfiguren herkenbare mensen. Los van kerk en dogma kwamen ze in een ander licht te staan. “De Bijbel is niet het bezit van welke denkrichting dan ook. Dat boek kan onze wereld beklemmen of onze verbeelding vrijmaken. Het kan een dogma zijn of een inspiratie. Ik wou terug naar het boek zelf. Ik hou van filosofische en theologische discussies, maar zowel fanatieke religiositeit als het fanatieke atheïsme van een Etienne Vermeersch kan ik niet volgen”, zegt Bos.

Uit een interview met Thomas (website van de faculteit Godgeleerdheid van de KU Leuven) blijkt dat Stef Bos zich bewust is van de processen die, met een verwijzing naar wat hij hierboven vermeldde, ‘de verbeelding gevangen houden’. Wie bekend is met de mimetische theorie en het denken van René Girard zal onmiddellijk opmerken welke rol Stef Bos toedicht aan ‘de mode’. Bepaalde processen van imitatie (wat Girard ‘mimesis’ noemt) verhinderen inderdaad een frisse blik op wat waardevol is, ook in de Bijbel en de christelijke traditie. Niets zo verlammend en beknottend als een ‘gewoontekatholicisme’ en het ‘gewoonteatheïsme’ dat er een reactie op vormt. Stef Bos in het interview met Thomas:

“Ik vond het [Bijbelproject] een geweldige idee omdat de Bijbel, of je nu gelooft of niet, een belangrijk geschrift is voor onze westerse cultuur en altijd een inspiratie is geweest voor veel kunstenaars. Ik ben zelf ook met de Bijbel grootgebracht op een manier die niet dwingend was waardoor ik nooit het kind met het badwater heb weggegooid. Veel mensen van mijn generatie hebben de uitwassen van machtspolitiek van de kerk op één hoop gegooid met de Bijbel zelf en dat is jammer… alsof je de Faust van Goethe niet mag lezen omdat deze in het Duits is en Duits door de recente geschiedenis een beladen taal is.”

Op de vraag waarom jongeren vandaag soms een afkeer hebben van de Bijbel, antwoordt Bos het volgende:

“Omdat dat de mode is. Omdat de Bijbel wordt gelinkt aan de Kerk. Omdat de Kerk in het algemeen een slecht imago heeft opgebouwd en er volstrekt achterhaalde ideeën op nahoudt. (Terwijl ik reizend door Afrika veel goede kanten van individuen in de kerk gezien heb waar NGO’s het dikwijls lieten afweten.) Omdat diezelfde anti-kerk mode (politiek correcte atheïsme) zich ook weer als een kerk gaat gedragen met een morele code die ze mensen oplegt om erbij te mogen horen waardoor ze iets gaan denken wat ze zelf niet bedacht hebben. Omdat… omdat… omdat… omdat… omdat er over het algemeen te weinig genuanceerd gedacht wordt over dingen, zeker in deze tijd van media geschreeuw en politieke populisten.”