In de loop der jaren heb ik heel wat materiaal verzameld waarnaar expliciet in de documentaire-reeks Why We Hate wordt verwezen. Ik deel het relevante materiaal graag per aflevering, telkens ook met aanduiding van enkele kerngedachten. Wie interesse heeft in de psychosociale dynamieken die het menszijn beheersen, krijgt op die manier misschien aanzetten tot verdere reflectie.
WHY WE HATE – AFLEVERING 1: OORSPRONG
Kerngedachte 1: de bron van een bepaald soort liefde is dezelfde als die van haat
De eerste aflevering van Why We Hate laat zien hoe het vermogen dat ons in staat stelt om lief te hebben ook de bron kan zijn van haatdragend en gewelddadig gedrag. Empathie (het vermogen om je in te leven in de situatie van iemand anders) leidt niet automatisch tot liefde. Hoe meer we ons bijvoorbeeld verbonden voelen met de mensen van een eigen groep of kliek, hoe haatdragender we soms zijn tegenover mensen die we percipiëren als “vijanden” van onze bondgenoten.
De wereld van apen en mensapen houdt ons een spiegel voor aangaande de bokkesprongen van de empathie. In deze aflevering verwijst evolutionair antropoloog Brian Hare onder andere naar het onderzoek van zijn mentor, primatoloog Frans de Waal, in verband met vergelijkingsgedrag bij kapucijnaapjes. Op het moment dat één van twee zulke aapjes druiven krijgt in plaats van komkommer, wordt het aapje dat komkommer blijft krijgen gaandeweg kwaad. Het is niet de ongelijkheid op zich die voor die kwaadheid zorgt, maar wel het vermogen van het ene aapje om zich in te leven in het andere aapje. Door dat inlevingsvermogen kan het zijn eigen situatie vergelijken met de situatie van het andere aapje.
LINK: FAIRNESS STUDY (FRANS DE WAAL)
Ons menselijk rechtvaardigheidsgevoel, dat natuurlijk te maken heeft met dergelijk vergelijkingsvermogen, kan dus ook kwaadheid, haat en zelfs gewelddadige reacties veroorzaken. De paradox is dat een ervaring van verbondenheid (jezelf kunnen inleven in de situatie van een ander) in sommige omstandigheden leidt tot rivaliteit. Niet het verschil op zich veroorzaakt vaak problemen, wel de mate waarin mensen zich met elkaar identificeren. In dat identificatieproces verdwijnt juist het verschil – althans “theoretisch”. Als we iets verlangen of ambiëren omdat we ons vereenzelvigen met een bewonderde ander, dan zal die ander onze gehate rivaal worden op het moment dat we het wederzijds verlangde object niet kunnen of willen delen.
Kortom, net omdat we ons in de positie van iemand anders kunnen verplaatsen, omdat we kunnen doen alsof we iemand anders zijn, of nog anders geformuleerd, omdat we het vermogen hebben om anderen te imiteren, kunnen anderen ook onze rivaal en onze vijand worden. Het mimetisch (= imitatief) vermogen dat de basis vormt voor ons empathisch vermogen, kan resulteren in vormen van verbondenheid en liefde, maar ook in vormen van vijandschap en haat (voor meer, lees: The Two Sides of Mimesis: Girard’s Mimetic Theory, Embodied Simulation and Social Identification van Vittorio Gallese). René Girard heeft het verlangen op basis van een imitatief identificatieproces, dat soms leidt tot rivaliteit en geweld, de mimetische begeerte genoemd.
LINK: HET GEWELD ZIT DIEP IN ONS (DIRK DRAULANS)
Kerngedachte 2: de liefde voor een sociale status leidt tot zelfhaat en haat tegenover anderen
Cicela Hernandez vertelt in de eerste aflevering van Why We Hate hoe ze van “gepeste” zelf “pester” werd. Ook uit haar verhaal blijkt dat identificatieprocessen aan de basis liggen van haar haatdragend gedrag. Het slachtoffer dat ze het hardst had aangepakt, was een meisje waarin ze zichzelf herkende. Eigenlijk had Cicela naar zichzelf leren kijken door de ogen van wie haar vroeger pestte. Ze begon zichzelf in zekere zin te haten, waardoor ze ook anderen haatte in wie ze zichzelf weerspiegeld zag. Gedurende een vrij lange periode in haar middelbare schoolloopbaan imiteerde ze letterlijk het gewelddadige gedrag van de boosdoeners in haar leven. En waarschijnlijk zouden sommige van haar slachtoffers later op hun beurt pesters worden. Aldus houdt de vernietigende dynamiek van het geweld zichzelf in stand.
Het verhaal van Cicela maakt duidelijk dat het verlangen naar macht en status alweer berust op imitatieve processen. Cicela had geleerd om zich te spiegelen aan degenen die haar pestten, en op basis daarvan was ze beginnen te verlangen naar hun status en machtspositie. Tegelijk vergrootte dat de haat tegenover bepaalde aspecten van haar eigen persoonlijkheid. Kortom, de (mimetisch aangestuurde) liefde voor een sociale status binnen een “eigen” groep impliceert altijd een vorm van zelfhaat.
Anderzijds toont het verhaal van Megan Phelps-Roper in deze aflevering dat de liefde voor een groepsafhankelijk zelfbeeld niet alleen gepaard gaat met zelfhaat, maar ook met haat tegenover anderen. Megan is een voormalig lid van de Westboro Baptist Church, een fundamentalistische groep christenen die het vooral niet begrepen heeft op katholieke christenen, Joden en de LGBTQ-gemeenschap. Binnen de Westboro Baptist Church is er een grote samenhorigheid, geborgenheid, harmonie en vrede. Die vrede is echter gebaseerd op het uitsluiten en demoniseren van zogenaamde “vijanden”. Juist zoals sommige kliekjes in om het even welke context “vrede” creëren door anderen te onderdrukken of simpelweg af te wijzen.
Dat sociale afwijzing een vorm van geweld is met gelijkaardige effecten in de hersenen als fysiek geweld, komt ook aan bod in deze aflevering. School shootings zijn te begrijpen als wraakacties. De jonge daders imiteren het sociale geweld dat hun is aangedaan. Dat hun slachtoffers vaak niets met dat geweld te maken hebben, deert hen niet. In hun kwaadheid op de wereld beseffen ze zelfs niet dat ze eigenlijk zondebokken laten boeten. Bovendien leidt de grote media-aandacht soms tot copycat gedrag. Andere gefrustreerde jongeren die zich sociaal niet aanvaard voelen, zien in het gewelddadige gedrag van school shooters een manier om toch een vorm van sociale erkenning en aandacht op te eisen – zij het negatieve.
LINK: WOMEN AND THE SPIRITUAL CLASH WITH TERROR
Als lid van de Westboro Baptist Church werd Megan Phelps-Roper natuurlijk ook door een groot deel van de samenleving scheef bekeken en afgewezen. Alleen voelde zij niet de noodzaak om die ervaring van afwijzing te compenseren door een of ander fysiek haatmisdrijf. Ze ervoer immers waardering van haar familie.
Kerngedachte 3: kritiek van zelfbeelden is noodzakelijk voor waarachtige liefde en vrede
De getuigenis van Megan Phelps-Roper laat de gevaren zien van elke sociale constructie. Op het moment dat je denkt “verlicht” of “zuiver” te zijn omdat je niet behoort tot een bepaalde groep (in haar geval katholieken, Joden en de LGBTQ-gemeenschap), verblijf je eigenlijk in de duisternis die de menselijke soort al heel haar geschiedenis achtervolgt. De atheïst die zich heeft afgekeerd van bepaalde religieuze waanvoorstellingen en religie als bron van alle kwaad beschouwt, is in hetzelfde bedje ziek als de gelovige fundamentalist die vanuit eenzelfde superioriteitsgevoel het zogenaamd “kwaadaardige” atheïsme veracht.
Zolang het kwaad “buiten” de eigen groep en het eigen hart wordt geplaatst, kan het kwaad juist voortwoekeren. Je hebt dan immers een rechtvaardiging om groepen zogenaamde “boosdoeners”, “onverlichte barbaren” of “perverselingen” af te wijzen, te discrimineren of zelfs te elimineren. De geschiedenis bevat keer op keer de ironie dat het grootste geweld onder zowel religieuze als seculiere regimes wordt gedaan vanuit de overtuiging dat daarmee “een vreedzame wereld” wordt nagestreefd. Om dat soort psychisch, sociaal en/of fysiek geweld te vermijden is kritiek op die overtuiging binnen de eigen groep dus noodzakelijk.
Toevallig kwam Megan Phelps-Roper online in contact met de Jood David Abitbol en zijn blog, Jewlicious. In plaats van haar onmiddellijk te “klasseren”, ging hij met haar het inhoudelijke gesprek aan, meer specifiek het inhoudelijk theologische gesprek. Op die manier kon ze uiteindelijk breken met bepaalde ideeën uit haar groep en kon ze ook kritiek geven op het onrealistische beeld dat ze van zichzelf had gehad. Ze ontdekte dat de “buitenwereld” helemaal niet zo demonisch was als ze gewoon was te denken. Tegelijk ontdekte ze bij zichzelf dat ze helemaal niet zo “moreel superieur” was.
Megan had zich heel haar leven verbonden gevoeld met een groep die hartstochtelijk werd gehaat. In een poging om hun “vijanden” te overtroeven en zich op die manier van hen te onderscheiden, beantwoordde de groep die haat met haatberichten, wat de vicieuze cirkel van de intolerantie uiteindelijk in stand hield. De tragische paradox is dat de poging om de gelijkenissen met anderen te ontkennen ertoe leidt dat mensen juist steeds minder van elkaar verschillen en op elkaar beginnen te gelijken. Hoe meer haat met haat wordt beantwoord, hoe meer de hatende partijen elkaars dubbelgangers worden.
Daarentegen is het erkennen van een gedeelde menselijkheid de mogelijkheidsvoorwaarde om elkaars verschillen werkelijk te leren respecteren. Megans erkenning dat anderen in de eerste plaats “mens” waren zoals zij, maakte de liefde en het respect voor anderen mogelijk, alsook voor zichzelf, niettegenstaande ze werd uitgesloten door haar familie. Alleszins blijkt uit haar situatie dat intolerantie in de eerste plaats ligt bij mensen die anderen uitsluiten en de dialoog weigeren, en niet bij wie uitgesloten wordt.
Kerngedachte 4: geweldloos conflict in plaats van gewelddadige vrede is mogelijk
Elke emancipatorische beweging moet zich afvragen in welke mate ze werkelijk emancipatorisch is. Wil de Black Lives Matter (BLM) beweging bijvoorbeeld geen factor zijn die de polarisatie in de samenleving aanwakkert, dan zal ze mogelijke kritiek niet automatisch mogen zien als een aanval op de beweging zelf. Als ze geen kritiek kan verdragen, dan kunnen vijanden van de beweging immers gemakkelijk zeggen: “Zie je wel, die beweging is niet eerlijk; ze wil bepaalde feiten niet onder ogen zien!” In dat geval speelt de beweging in de kaart van het racisme.
Als de beweging daarentegen werkelijk het racisme wil aanpakken (en dus eigenlijk zichzelf op termijn overbodig wil maken), dan zal ze mogelijke tegenstanders moeten ontwapenen door zich de reflex van een gezonde zelfkritiek eigen te maken. Want je wil niet vervallen in het mechanisme van een gesloten gemeenschap als de Westboro Baptist Church, waarbij een lid dat kritiek geeft op de eigen organisatie onmiddellijk als een “verrader” wordt verbannen. Zoiets houdt op termijn alleen maar een gewelddadige vrede in stand – een vrede die gebaseerd is op het geweld van uitsluiten, discrimineren, haten en elimineren.
Het is dus goed dat een beweging als Black Lives Matter ook zogenaamd “dissidente stemmen” uit de eigen, zwarte gemeenschap beluistert. Op die manier wordt ze niet de zoveelste beweging in de geschiedenis van de mensheid die eigenlijk het kwaad in stand houdt dat ze dacht te bestrijden omdat ze haar eigen (fysiek en ander) geweld beschouwt als “goed en gerechtvaardigd”. Het boek Virtuous Violence, dat in de eerste aflevering van Why We Hate te zien is op de tafel van Brian Hare, beschrijft dat proces (zie slides). De mogelijkheid van debat in eigen rangen kan exemplarisch zijn voor het streven naar een samenleving waarin de vrede van geweldloos conflict (respectvolle discussies) het uiteindelijk haalt van de opeenvolgende gewelddadige vredes “van deze wereld”.
LINK: GEEN VREDE, MAAR EEN ZWAARD
LINK: MIMETIC THEORY (RENÉ GIRARD) – VIDEO SERIES
Zie vooral, voor wat de laatste link betreft, het beeldmateriaal van chimpansees dat ook aan bod komt in de eerste aflevering van Why We Hate. Scroll naar PART IV – THE ORIGIN AND EVOLUTION OF CULTURAL FACTS EXPLAINED (2 VIDEOS).
P.S. Een reflectie ter illustratie van inzichten uit de eerste aflevering
Atheïsme brengt niets slechts voort. Je kan niets verkeerd doen in de naam van “er is geen god”.
Atheïsme brengt evenwel ook niets goeds voort. Je kan niets goed doen in de naam van “er is geen god”.
Atheïsme is niet immoreel. Het is ook niet moreel. Atheïsme heeft simpelweg geen onmiddellijke morele implicaties. Het is amoreel.
Vandaar dat seculiere regimes hemels kunnen zijn, maar ook de hel op aarde, wat doorheen de geschiedenis al is gebleken.
Wie denkt dat “de bron van het kwaad” ergens concreet te situeren is volledig “buiten” zichzelf – bijvoorbeeld in “godsdiensten” -, en wie denkt dat de eliminatie van die zogenaamde bron op termijn zorgt voor vrede, stapt eigenlijk mee in een proces dat juist het kwaad veroorzaakt.
Om dat proces te vermijden moet elke emancipatorische beweging – zowel van godsdienstige als van niet-godsdienstige aard – bereid zijn tot zelfkritiek. Doet ze dat niet, dan blijft ze blind voor haar eigen vooroordelen en speelt ze in de kaart van tegenstanders die haar die vooroordelen kunnen aanwrijven. In dat geval groeit de maatschappelijke polarisatie.
Een beweging die geen zelfkritiek toelaat en dissidente stemmen onmiddellijk als “verraders” verbant, wordt zelf de belichaming van een intolerantie die ze dacht te bestrijden. Ze wordt een sektarische, gesloten gemeenschap die zich opsluit in een echokamer.
De geschiedenis bewijst echter dat mensen ook de respectvolle discussies van het democratische “geweldloze conflict” aankunnen, waardoor de uitsluitingsmechanismen van totalitaire “gewelddadige vredes” worden vermeden.