Naar aanleiding van de discussie over de organisatie en de inhoud van het levensbeschouwelijk onderwijs in Vlaanderen schreef ik een opiniestuk voor de website Thomas (over godsdienstonderwijs, KU Leuven). Het stuk kreeg als titel Twee uur levensbeschouwelijke grammatica en woordenschat zijn geen luxe, en werd opgenomen in een online dossier gericht aan de regeringspartijen.

Hierna volgen nog enkele bijkomende bedenkingen.

Korte kroniek van een symbooldossier: politieke spelletjes vs de strijd om een EERLIJK DEBAT

Op de website van Doorbraak (https://doorbraak.be/) verschijnt op 3 september 2019 een artikel van de hand van Pieter Bauwens met als titel Halveren N-VA en OpenVLD aantal uren godsdienst in secundair onderwijs?

Daaruit blijkt dat beide politieke partijen een beknotting van het vak godsdienst beogen, zij het om enigszins verschillende redenen. Dat bemoeilijkt alvast ook op dat vlak een duurzaam pact tussen N-VA en OpenVLD.

Volgens prominente stemmen binnen de N-VA zet het jonge concept van de “katholieke dialoogschool” de deur wagenwijd open voor een sluimerende islamisering van de Vlaamse cultuur. Die kritiek gaat eigenlijk uit van een verkeerde voorstelling van zaken. Niettemin is ze voldoende om een bepaald soort perceptie van het katholiek onderwijs te creëren die kwaad bloed zet bij de bredere achterban van de N-VA. Op de koop toe vervangt de katholieke onderwijskoepel ook nog eens één uur Nederlands in de eerste graad door een nieuw vak Mens & Samenleving – in voege vanaf september 2019. Ook dat is niet naar de zin van veel N-VA’ers. Het vak Nederlands is te belangrijk voor hen om aan de uren ervan te tornen.

Katholieke Dialoogschool.jpg

Zoals N-VA en de andere Vlaamse partijen pleit ook OpenVLD voor een grondig onderwijs van de Nederlandse taal. Wellicht is dat voor OpenVLD voldoende om niet gelukkig te zijn met de afschaffing van een uur Nederlands in de eerste graad van het katholiek onderwijs. Anderzijds kunnen de Vlaamse liberalen moeilijk ontevreden zijn over de lesruimte die een vak als Mens & Samenleving krijgt. Ze ijveren immers al jaren voor de invoering van een vak LEF (“Levensbeschouwing, Ethiek, Filosofie”), en Mens & Samenleving sluit daar inhoudelijk bij aan.

Sterk Nederlands taalonderwijs hangt natuurlijk niet alleen af van het aantal uren Nederlands op een school. Toch schijnen N-VA en OpenVLD vastbesloten om meer uren voor het vak Nederlands te voorzien. Beide partijen zijn het er blijkbaar over eens dat omwille daarvan één van de twee uren godsdienst moet sneuvelen.

Het zal nog moeten blijken of een politieke overwinning op één aspect van het taalbeleid van de katholieke onderwijskoepel opweegt tegen de mogelijke verliezen. OpenVLD zou erin moeten slagen om het enig overgebleven uur godsdienst te laten verdwijnen als ze het vak LEF alsnog op een gebrekkige manier wil invoeren (als een vak van één uur, wat de inhoudelijke ambities van LEF compleet onmogelijk maakt). Of het zou moeten zijn dat OpenVLD eraan denkt om te knippen in het pakket van andere vakken (bijvoorbeeld geschiedenis), maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Het is bovendien nog maar de vraag of het vak LEF uiteindelijk nog nodig is. Naast het nieuwe vak Mens & Samenleving is er immers ook een nieuw leerplan voor godsdienst. Dat plan voldoet in meerdere opzichten aan basisverzuchtingen van voorstanders van LEF. De eliminatie van het vak “godsdienst” zou dan vooral een symbolisch statement zijn.

Eist OpenVLD werkelijk dat het katholiek onderwijs het vak godsdienst opgeeft en daarmee ook de vrijheid om zichzelf te zijn? Zal OpenVLD principieel maar één levensbeschouwelijk pedagogisch schoolproject toelaten, inhoudelijk bepaald van staatswege? Dat druist in tegen alle basisprincipes van een partij die zichzelf “liberaal”, “democratisch” en “rationeel” noemt.

Kortom, in haar ideologische strijd tegen de essentie van het katholiek onderwijs bestrijdt de Vlaamse liberale partij paradoxaal genoeg ook zichzelf.

Het is bijzonder twijfelachtig dat N-VA zal meegaan in het begraven van een vak dat essentiële aspecten belicht van levensbeschouwelijke tradities die – ten goede en ten kwade – bepalend zijn geweest voor het Europese zelfbegrip.

Niemand is gebaat bij een cultureel maatschappelijke afkalving door een verzwakt levensbeschouwelijk onderwijs, ook niet als daardoor een zogenaamde “vijand” lijkt te worden vernietigd. De pluraliteit aan stemmen in Vlaanderen heeft bestaansrecht. Laten we dat zo houden.

P.S.: Eerder schreef ik een pamflet dat een aantal verkeerde veronderstellingen en soms valse aantijgingen over het huidige godsdienstonderwijs in kaart brengt en kritisch belicht. Daarvan lees je de korte versie hier, de volledige versie hier.

Het pamflet werd door meer dan 1000 mensen ondertekend (van jong tot oud, van gelovigen tot ongelovigen, van studenten tot professoren). Alsnog ondertekenen kan via volgende link: https://www.kuleuven.be/thomas/page/godsdienst-met-of-zonder-lef/

Katholieke Dialoogschool (vak rooms-katholieke godsdienst)

De storm is voorlopig gaan liggen, maar de ronduit oneerlijke manier waarop sommige opiniemakers het debat over het levensbeschouwelijk onderwijs vaak voeren, vereist een blijvende kritische en wetenschappelijk gefundeerde waakzaamheid.

Joël De Ceulaer is één van die opiniemakers. De inleiding van Knack op een artikel van hem aangaande levensbeschouwelijk onderwijs liegt niet om de laag-bij-de-grondse “trukendoos” die soms wordt bovengehaald:

“Naar aanleiding van de jihadistische aanslagen in en rond Parijs pleitte Knack-journalist Joël De Ceulaer in het Radio 1-programma Hautekiet voor de afschaffing van levensbeschouwelijke schoolvakken. Herlees hier de ‘Lastpost’ die hij daarover schreef in Knack van 5 november 2014.”

Joël De Ceulaer opnieuw pamflet Godsdienst met of zonder LEF

Gelukkig zijn de traditionele media niet de enige spreekbuis meer. Er zijn genoeg nieuwe kanalen waarlangs “dissidente stemmen” zich kenbaar kunnen maken, tot spijt van wie het benijdt…

HET VERHAAL VAN PETRUS

(NAAR MT 26)

Petrus was net verhuisd. Toch voelde hij zich vrij zelfzeker op zijn nieuwe school omdat hij ten minste een van zijn medescholieren al kende: een jongen genaamd Jezus. Petrus realiseerde zich echter niet dat Jezus hevig gepest werd door sommige van Petrus zijn nieuwe klasgenoten, hoewel Jezus tot een andere klas behoorde. Toen Petrus eenmaal begreep hoe de vork in de steel zat, nam hij een “wijze” beslissing om zijn ANGST voor sociale uitsluiting te bezweren: om de waardering van zijn nieuwe klasgenoten te verkrijgen, nam hij afstand van Jezus. Petrus deed alsof hij Jezus helemaal niet zo goed kende. Het bezorgde Petrus de EER van een goede reputatie in de wereld van zijn klasgenoten (klik voor Matteüs 26, 69-74a). Door het spel van de groep mee te spelen en zich niet met Jezus bezig te houden, kreeg Petrus controle en MACHT over de nieuwe situatie waarin hij zich bevond. Gaandeweg verwierf hij zekerheid over zijn positie binnen de groep. Na enkele weken voelde Petrus zich helemaal comfortabel op zijn nieuwe school. Hij ervoer veel GENOT in aanwezigheid van zijn nieuwe vrienden en hij verdronk in de WEELDE van hun rijkeluisfeestjes. Het feit dat zijn vrienden niet hem aanvaardden maar alleen het imago waaraan hij trachtte te voldoen, deerde hem niet al te erg. Zelfverloochening leek helemaal geen dramatische “verkoop van je ziel” als je in ruil daarvoor een wereld van eer, macht, genot en weelde won (klik voor Marcus 8, 35-36). Waarom zou je jezelf respecteren als de beloningen voor een gebrek aan zelfrespect zo goed voelden?

Om een lang verhaal kort te maken: Petrus genoot met volle teugen van zijn leven totdat hij op een dag Jezus opnieuw tegen het lijf liep. Die was in elkaar geslagen door enkele van Petrus’ klasgenoten. Vanaf die dag nam Petrus een beslissing die “dwaas” zou hebben geklonken in de oren van zijn vrienden en van zijn vroegere zelf (klik voor 1 Kor 1, 20b-29). Geconfronteerd met het slachtoffer van de wereld waarvan hij deel had uitgemaakt, besloot Petrus zijn leven niet langer te laten definiëren door het streven naar eer, macht, genot en weelde (klik voor Mt 5, 1-11). Zijn hele identiteit werd getransformeerd door de liefde voor de vijand van de groep waartoe hij behoorde (klik voor 1 Joh 4, 16b). De angst voor “sociale afstraffing” en om “dood” te zijn voor zijn klasgenoten veranderde in een vrees voor de “moord” op anderen (klik voor 1 Joh 4, 17b-18). Petrus beschouwde eer en genot niet langer als doelen op zich, maar als mogelijke gevolgen van een leven in liefde. Als partij kiezen voor de gemarginaliseerde ander hem ONEERVOL maakte in de ogen van sommige van zijn klasgenoten, dan was dat maar zo. Hij was bereid om daarover te discussiëren. Petrus verkoos niet-gewelddadig conflict in zijn eigen “huis” boven de gewelddadige vrede en eenheid die parasiteerde op een gemeenschappelijke externe vijand (klik voor Matteüs 10, 34-36). Hij wou geen vrede die gebaseerd was op uitsluiting. Hij verlangde een ander soort vrede die niet op offers was gebaseerd (klik voor Johannes 14, 27).

Het goede willen voor iemand die meer dan genoeg redenen heeft om je te haten, levert GEEN GENOT op. Het voelt op zijn zachtst gezegd onwennig aan, maar dat hield Petrus niet tegen. De LIEFDE die hij had ontdekt en die de basis werd voor zijn leven, was niet afhankelijk van enig mogelijk resultaat. Petrus zou anderen liefhebben, zelfs als bijvoorbeeld hun afscheid, hun lijden of hun dood hem verdriet zou doen. En zelfs als anderen zijn liefde niet met liefde beantwoordden. Onafhankelijk van gelijk welk resultaat kan de liefde die Petrus draagt op een paradoxale manier almachtig worden genoemd. Ook als zijn klasgenoten en hun wereld hem zouden haten (klik voor 1 Joh 3, 13-14), zou Petrus niet ophouden om zich kwetsbaar en zelfs MACHTELOOS op te stellen vanuit het perspectief van die wereld (klik voor Johannes 15, 19). Als hij al een machtspositie zou aanvaarden, dan zou hij dat niet langer doen om anderen te domineren maar dan zou hij die macht gebruiken als een middel om anderen te dienen (klik voor Lucas 22, 24-27). Op dezelfde manier zou Petrus ook niet langer weelde nastreven als een doel op zich, maar opnieuw als een middel om anderen te dienen. In ieder geval zou zijn geest ARM aan zorgen zijn inzake zijn bezittingen.

Als Petrus zich al zorgen maakte en zich schuldig voelde, dan was het niet langer omdat hij misschien niet aan de verwachtingen van de wereld van zijn klasgenoten beantwoordde, maar omdat de liefde hem had geopenbaard hoe hij anderen had gekwetst. Petrus was niet voor of tegen de sociale regels en wetten die heersten (klik voor Matteüs 5, 17), maar terwijl hij vroeger voor of tegen regels was om ergens aanzien te verwerven, stelde hij zich nu de vraag op welke manier de regels het best de doelen van een liefdevolle gerechtigheid dienden (klik voor Marcus 2, 23-28). Met andere woorden, de geest van de wet werd voor Petrus belangrijker dan de letter van de wet (zie Paulus alsook Marcus 12, 29-31). De liefde bevrijdde Petrus van het verslavend verlangen naar erkenning. Liefde werd zijn “Schepper”: de identiteit van Petrus hing niet langer af van zijn positie in een door mensen gecreëerde sociale omgeving, maar van een liefde die, als een frisse wind wars van de bekommernissen om eer, macht, genot en weelde, relaties aanknoopte met al wie en wat zogezegd “geen betekenis” had (klik voor Johannes 3, 8 en voor 1 Kor 1, 20b-29). Door partij te kiezen voor Jezus en het gemarginaliseerde slachtoffer van om het even welke groep, verloor Petrus een onwaarachtig leven in functie van eer, macht, genot en weelde, en redde hij uiteindelijk zijn zelfrespect (klik voor Marcus 8, 35-36). De keuze voor liefde, voor het beminnen van de ander (wat in het evangelie onder andere wordt uitgedrukt met de termen “koninkrijk van God en zijn gerechtigheid”) heeft als gevolg dat Petrus zichzelf bemint (klik voor Matteüs 6, 33-34).

[Vergelijk Mt 6, 19-34 met volgend fragment uit de hindoeïstische Bhagavad-Gita: “Je hebt recht te werken, maar alleen omwille van het werk. Je hebt geen recht op de vruchten van het werk. Het verlangen naar de vruchten van het werk mag nooit je motief om te werken zijn. Maar geef ook nooit toe aan luiheid. Verricht elke daad met je hart gericht op de Allerhoogste Heer (het Brahman). Wijs gehechtheid aan de vruchten af. Wees gelijkmoedig in succes en mislukking; want deze gelijkmoedigheid wordt bedoeld met yoga. Werk dat wordt gedaan met bezorgdheid om de resultaten is veruit inferieur aan het werk dat wordt gedaan zonder die bezorgdheid, in de kalme staat van overgave. Zoek toevlucht in de kennis van Brahman. Zij die eerzuchtig voor resultaten werken, zijn beklagenswaardig.”]

Het verhaal van Petrus eindigt, kortom, met een Petrus die weigert om nog langer deel te nemen aan een wereld die is gebaseerd op offers. De liefde heeft Petrus de waarheid omtrent zichzelf doen ontdekken: hij is een vervolger geweest, iemand die zijn medemens kwaad doet. Gehoorzamend aan die liefde wordt Petrus, paradoxaal genoeg, vrij van de “duistere machten en krachten” die vaak deze wereld beheersen. Omdat hij niet langer in de ban is van de duistere gehechtheid aan eer, macht, genot en weelde, is Petrus ook niet langer dood voor zichzelf en anderen (klik voor 1 Joh 3, 13-14).

Wie het opneemt voor wie wordt gepest, loopt evenwel het gevaar om zelf ook te worden gepest. Petrus weigert de “afgodendienst van het sociale succes” en weigert aldus iedere vorm van “zelfkruisiging” (hij zet geen “masker” op om populair te zijn), maar loopt daardoor ook het gevaar dat hij zal “gekruisigd worden”. Natuurlijk hoopt hij dat de wereld in staat is om te kiezen voor “barmhartigheid en geen offers” (klik voor Matteüs 9, 13), alleen weet hij niet op voorhand of de wereld die keuze zal maken. Wie niet buigt voor het bedrieglijke, vernietigende verlangen naar totale controle (“de almachtige god die alle touwtjes in handen heeft”), maar wel leeft vanuit een God die liefde is, kan anderen redden maar zichzelf niet (klik voor Matteüs 27, 39-44). Als je het opneemt voor wie wordt gepest, leg je je lot immers in handen van anderen die zich al dan niet tot “de liefde” zullen bekeren. Voor hetzelfde geld word je ook gepest. Als er dan toch nog sprake is van “almacht” in deze context, dan ligt ze in het feit dat je zelfrespect niet afhangt van het respect dat je al dan niet van anderen ontvangt (zelfs als die ander een “god” zou zijn). De narcist is afhankelijk van de erkenning die hij van andere mensen krijgt voor een onwaarachtig zelfbeeld. De mens die zich door de goddelijke liefde gedragen weet, kan de realiteit van en omtrent zichzelf en anderen op een completere manier beleven.

HET VERHAAL VAN MARIA

Het verhaal van Petrus doet denken aan het verhaal van Maria. Maria was het slachtoffer van een verkrachting waardoor ze zwanger werd. Haar familie had haar gedwongen om met haar “vriend(-verkrachter)” Saul te huwen. Ze werd vaak geslagen door haar echtgenoot. Hij slaagde er bovendien in om haar een schuldgevoel te geven over dat geweld, alsof ze de slagen “verdiende”. In werkelijkheid was Maria een zondebok: ze werd beschuldigd van zaken waarvoor ze niet verantwoordelijk was. Jammer genoeg duurde het jaren vooraleer Maria zich realiseerde hoezeer ze door Saul en haar familie was gemanipuleerd.

Jarenlang leefde Maria in ANGST. Ze dwong zichzelf om iemand te zijn die waardering zou krijgen van haar echtgenoot, en geen slagen. Daarin lag haar EER, dacht ze. Terwijl ze MACHT probeerde te verwerven over het gedrag van haar man verloor ze zichzelf echter meer en meer. Ze jaagde werkelijk een illusie na in haar pogingen om GENOT in haar gezinsleven te vinden. Daarbovenop maakte ze zich zorgen over het verlies van WEELDE als haar echtgenoot haar zou verlaten. Ze vreesde dat ze de eindjes niet aan elkaar zou kunnen knopen als ze er alleen zou voor staan. Alleen toen Saul ook hun zoon Stephanus in elkaar begon te slaan, herwon ze haar zelfrespect: de liefde voor het slachtoffer van de situatie waarvan ze deel uitmaakte, opende haar ogen voor de waarheid dat ze de ene na de andere illusie had nagejaagd, en bevrijdde haar van de verslavende gehechtheid aan eer, macht, genot en weelde.

Zowel Petrus als Maria keerden zich af van een leven in functie van een imago dat waardering moest opleveren. Petrus verheerlijkte zichzelf niet langer. Hij deed afstand van zijn superioriteitsgevoel. Daardoor kreeg hij waarachtig respect voor zichzelf en keek hij niet langer neer op anderen (onder wie Jezus). Maria verheerlijkte haar echtgenoot niet langer, waardoor ze zich bevrijdde van een minderwaardigheidscomplex en ook zij meer respect kreeg voor zichzelf. Het herwonnen zelfrespect leidde bij beiden tot meer respect voor (onderdrukte) anderen. Anderen werden niet langer benaderd als middelen die het onrealistisch zelfbeeld van Petrus en Maria moesten bevestigen, maar als doelen op zich.

Zowel het verhaal van Petrus als van Maria openbaart de bekering tot een levenswijze waarop de christelijke traditie in essentie doelt.

EEN SAMENVATTING:

(klik hier voor pdf van het overzicht, en klik hier voor pdf inzake zaligsprekingen en voor post over zaligsprekingen en religieuze geloftes)

AGAPE LIEFDE

 

Zie ook, naar aanleiding van de discussie over de toekomst van de levensbeschouwelijke vakken in België: Pamflet Godsdienst met of zonder LEF? (pdf van lange versie) en Pamflet Godsdienst met of zonder LEF? (pdf van korte versie).

KLIK HIER OM HET PAMFLET INZAKE DE TOEKOMST VAN ONAFHANKELIJK LEVENSBESCHOUWELIJK ONDERWIJS TE TEKENEN.

Voor meer over de discussie omtrent het pamflet: klik hier.

Uit het bovenstaande moet alleszins blijken dat het hedendaagse godsdienstonderwijs in Vlaanderen voldoet aan een aantal essentiële didactische en pedagogische vereisten:

Toegankelijk voor alle leerlingen? Check.

Betrokken op het concrete en actuele leven? Check.

Vertrekkend van Bijbelteksten die aanzetten tot kritische reflectie? Check.

Rationeel en wetenschappelijk verantwoord? Check.

In open dialoog met andere (niet-)godsdienstige levensbeschouwingen? Check.

Kortom, de godsdienstles dient vandaag meer dan ooit de pedagogie van een spirituele (zelfkritische en relationele) levenshouding en levert in die zin een essentiële bijdrage aan een betrokken, verantwoordelijk burgerschap.

Zijn al mijn leerlingen in staat om de “evangelische paradox” te begrijpen? Zijn ze, met andere woorden, in staat om inzicht te verwerven in de kern van een christelijke levenswijze (ook als ze hun leven op een andere manier wensen vorm te geven)? Het antwoord op die vragen is ondubbelzinnig “ja”.

Zijn al mijn leerlingen in staat om de antropologische, psychosociale, historische en filosofische implicaties van die “evangelische paradox” voldoende adequaat te doordenken? Het antwoord op die vraag is onvermijdelijk “nee”, maar tussen de basis en de verdere uitweidingen ligt de boeiende taak van de lesgever die – zo goed en zo kwaad als het kan – tracht te “diversifiëren”.

In ieder geval vat het bovenstaande het “minimum” van mijn godsdienstlessen samen. Ieder moet maar voor zichzelf uitmaken in hoeverre dat “aanstootgevend” of “indoctrinerend” zou zijn.

 

Patrick LoobuyckEr was mij op voorhand gezegd: “Verwacht niet dat Patrick Loobuyck de dialoog zal aangaan.” Een professor Levensbeschouwing die voortdurend pleit voor interlevensbeschouwelijk gesprek zou de dialoog niet aangaan? Ik had moeite om dat te geloven. Vandaar dat ik bleef werken aan een pamflet over godsdienstonderwijs (lees het hier en sluit je eventueel aan bij de meer dan duizend ondertekenaars tot nu toe). Daarin wordt weliswaar soms scherpe kritiek geformuleerd op uitlatingen van Loobuyck en anderen, maar wordt ook opgeroepen tot dialoog. Filosofen als Loobuyck zijn ook gewoon dat hun opvattingen bekritiseerd worden, vaak in de soms scherpe stijl die ze zelf graag gebruiken, dus ook daarin zag ik geen graten. Bovendien communiceert Loobuyck zelf graag via sociale media, dus een openbare oproep tot dialoog, via die media, zou hij ook wel kunnen smaken. Dacht ik.

Maar wat blijkt nu? Loobuyck slaat aan het twitteren over in plaats van het rechtstreekse gesprek aan te gaan met. Er zijn er op deze wereld nog die verwoed aan het twitteren slaan zodra hun opvattingen worden bekritiseerd.

Toen ik hoorde dat Loobuyck aan het twitteren was geslagen, liet ik alle hoop nog niet varen. Een professor levensbeschouwing die voortdurend pleit voor interlevensbeschouwelijk gesprek zou wel op een eerlijke manier reageren, en niet onmiddellijk de kritiek op zijn opvattingen en die van anderen valselijk “framen”. Ik nam even een kijkje en stelde echter het volgende vast.

In het pamflet schrijf ik:

“De lijken van de slachtoffers waren amper koud of De Ceulaer uitte zijn wens [om de levensbeschouwelijke kooplieden uit de scholen te ranselen] opnieuw naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo. Op de website van Knack (13 januari 2015) fulmineerde hij tegen een Vlaams onderwijsbeleid dat al te lang te tolerant zou zijn geweest tegenover zogezegde aantastingen van een universele moraal.”

Bij een twitterende Patrick Loobuyck wordt dat:

“Voor de goede orde, het stuk van @jdceulaer verscheen helemaal niet naar aanleiding van de aanslagen.”

Het is blijkbaar moeilijk om de nuance te vatten. Het is nochtans een feit dat De Ceulaer zijn artikel opnieuw lanceerde naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo, en dat hij zowel op radio en tv in die periode het pleidooi uit het artikel herhaalde. Dat woord “opnieuw” wordt blijkbaar moeilijk in rekening gebracht. Ook de datum waarop het artikel van De Ceulaer inderdaad “opnieuw” verscheen, 13 januari 2015, 6 dagen na de aanslag op Charlie Hebdo, is niet toevallig. En dan is er nog die vermaledijde begeleidende tekst van de Knack-redactie bij het artikel:

“Naar aanleiding van de jihadistische aanslagen in en rond Parijs pleitte Knack-journalist Joël De Ceulaer in het Radio 1-programma Hautekiet voor de afschaffing van levensbeschouwelijke schoolvakken. Herlees hier de ‘Lastpost’ die hij daarover schreef in Knack van 5 november 2014.”

Joël De Ceulaer opnieuw pamflet Godsdienst met of zonder LEF

In het pamflet schrijf ik:

“Patrick Loobuyck, zowat de architect van het vak LEF, is een van de kampioenen in de verspreiding van foutieve informatie over het vak rooms-katholieke godsdienst. Ofwel komt dat voort uit oprechte onwetendheid, ofwel uit een bewuste strategie. Valse Messiassen creëren altijd eerst een voorheen onbestaand probleem om zich vervolgens als redders te profileren en een eigen ideologische agenda door te drukken.”

Bij een twitterende Patrick Loobuyck wordt dat:

“Wie vindt dat @PLoobuyck een valse messias is, kan hier op @ThomasRKG het pamflet tekenen.”

Alweer is het blijkbaar moeilijk om de nuance te vatten. Als zijn misvattingen over het godsdienstonderwijs voortkomen uit oprechte onwetendheid, moet Loobuyck zich natuurlijk niet aangesproken voelen wat betreft die zin over valse messiassen. Loobuyck kan wel degelijk de dialoog aangaan op een zelfkritische manier en toegeven dat hij zich bijvoorbeeld heeft vergist over de huidige leerplannen en de handboeken voor godsdienst, maar dat hij zich geenszins bewust was van die vergissing. Loobuyck kiest ervoor om dat niet te doen. Dat is zijn goed recht, maar het bevestigt vooralsnog dat hij liever tendentieus twittert dan voor een face to face dialoog te kiezen.

In het pamflet schrijf ik:

“Een andere bekende lobbyist voor het vak LEF, Maarten Boudry, nemen we zijn soms ronduit dwaze beweringen over theologie en theologen minder kwalijk (hij is geen godsdienstwetenschapper), hoewel…”

Bij een twitterende Patrick Loobuyck wordt dat:

“Wie vindt dat @mboudry een dwaze lobbyist is, kan hier op @ThomasRKG het pamflet tekenen.”

Blijkbaar is het problematisch om aantoonbaar onjuiste opvattingen “dwaas” te noemen, en denkt filosoof Loobuyck dat je een persoon karakteriseert als je iets zegt over een aantoonbaar onjuiste opvatting van die persoon.

Beste Patrick,

Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar ondanks de waarschuwingen die ik kreeg en de bevestiging die je tot nu toe gaf voor die waarschuwingen, blijf ik geloven in jou. Je bent een voorvechter van de dialoog, en dus neem ik aan dat je het waardevoller vindt om uiteindelijk het rechtstreekse gesprek aan te gaan. Als je dan toch twittertijd en –aandacht besteedt aan het pamflet, zou je dan niet liever – filosoof zijnde – aan tafel gaan zitten? Communiceren kan ook gemakkelijk zijn in deze internettijden, en ook eerlijker. Wat denk je, zou je niet aan tafel willen schuiven met enkele van je criticasters en goede vrienden, eventueel met een goed glas (en gebroken brood), zodat we allemaal samen de zelfgenoegzaamheid van ons eigen clubje kunnen doorbreken?

Ik wil je een hand geven, beste Patrick, en ik steek het uit. Ik weet het, je kan het altijd weigeren en blijven spreken “over” in plaats van “met”, maar waarom zou je dat doen als een veel aangenamer scenario mogelijk is? Laten we met z’n allen de empathie aan de dag leggen om ons te verplaatsen in de positie van de ander.

Alleszins beste groeten!

Patrick Loobuyck twitter over pamflet Godsdienst met of zonder LEF

POST SCRIPTUM

Eén van de beproefde strategieën om de dialoog te weigeren, is de verantwoordelijkheid daarvoor bij “de andere partij” te leggen. Je krijgt dan van die redeneringen als: “Omdat de andere partij zus of zo reageert, kan of wil ik de dialoog niet aangaan.”

Op die manier tracht je natuurlijk je eigen aandeel en verantwoordelijkheid in het al dan niet lukken van de dialoog te ontlopen. Het is geweten dat op die manier conflicten in stand worden gehouden.

Kennelijk hebben professoren die zich specialiseren in de “dialoog” soms nog iets te leren over “eigen verantwoordelijkheid in de dialoog”. Patrick Loobuyck twittert, alweer (jammer en stilaan grotesk), bijvoorbeeld het volgende naar aanleiding van het voorgaande (mails komen blijkbaar niet aan):

Patrick Loobuyck weigert dialoog

Patrick Loobuyck bevestigt op dit moment:

1) dat hij de dialoog niet op een eerlijke manier wenst te voeren

2) dat hij zijn eigen aandeel en verantwoordelijkheid in het mislukken van de dialoog tracht te ontlopen

Is er angst voor de dialoog? En mogen al de mensen die zich solidair verklaarden met de oproep tot dialoog (onder wie atheïsten, agnosten, gelovigen van verschillende gezindte en mensen uit alle geledingen van het levensbeschouwelijke onderwijsveld – van studenten tot professoren) nog verwachten dat Patrick Loobuyck “aan tafel schuift”?

Het is trouwens niet de eerste keer dat Loobuyck, via de openbare media die hij zelf vaak gebruikt om te communiceren, is opgeroepen tot dialoog, en meestal gebeurde dat op een vriendelijke manier. Zie bijvoorbeeld:

Open brief aan Patrick Loobuyck en de pleitbezorgers van LEF

Op “hardere” taal wordt wel gereageerd met een tweet (en waarschijnlijk is dat normaal, des mensen):

Het fascisme van antireligieuze utopisten

POST POST SCRIPTUM (OF HOE EEN MENS ZICH IN BOCHTEN BLIJFT WRINGEN)

Er wordt getwitterd. Er wordt gefacebookt. Patrick Loobuyck postte nog het volgende:

Kort enkele zaken over het pamflet van leerkrachten rooms-katholieke godsdienst (zie fb-post 2 juni, https://www.kuleuven.be/…/godsdienst-met-of-zonder-lef-pam…/ ), waarom ik het onheus tendentieus vind en eerder gericht op verdachtmaking dan op inhoudelijk gesprek:
– LEF is in de kern een pleidooi voor eindtermen levensbeschouwelijke, democratische en morele geletterdheid en filosofie. Hierover in het pamflet geen woord.
– Waarom wordt Maarten Boudry erbij gehaald? Hij heeft zich bij mijn weten nog niet enorm ingespannen of geprofileerd inzake LEF. Hij was ook geen lid van de LEFvzw. Waarom hem dan een lobbyist noemen voor LEF? Hij wordt erbij gehaald om het Pollefeyt-frame te bevestigen dat LEF een atheïstisch, ideologisch vak zou zijn. O.a. https://doorbraak.be/intellectuelen-maatschappelijk-debat-…/
– Joël De Ceulaer schreef zijn stuk waarnaar verwezen wordt vanuit een persoonlijke ervaring, eerste semester 2014. LastPost was steeds in een typerende scherpe stijl geschreven. Er wordt in zijn stuk overigens geen melding gemaakt van LEF, ik denk zelfs dat hij toen niet eens op de hoogte was van het bestaan van het LEF-idee – maar dat zou je hem moeten vragen. Kortom het stuk heeft als dusdanig niets met LEF te maken. http://www.knack.be/…/wordt-het…/article-opinion-524885.html
– Dat Hautekiet na de aanslagen een uitzending doet over de levensbeschouwelijke vakken, daar hebben De Ceulaer noch Loobuyck iets mee te maken. Na de aanslagen werden in heel wat officiële scholen de aparte levensbeschouwelijke vakken opgeschort en organiseerde men overleg en dialoog over de vakken heen. Dat vonden de media nieuwswaardig en het deed hen denken aan mijn ideeën. Bovendien had iedereen plots de mond vol van het belang van democratische vrijheden, waarden en uitgangspunten. Vandaar. https://radio1.be/moeten-alle-levensbeschouwelijke-schoolva… [Dat het stukje van De Ceulaer dan nog eens op de knackwebsite is verschenen, heeft denk ik ook niets met hem te maken (hij was op die datum al bij De Morgen), maar zal een redactiekeuze geweest zijn van Knack. Ook dat zou je hem eens moeten vragen]. Kortom, goed geprobeerd, maar het heeft niets met lijkenpikken te maken.
– “laten zien met welke bril je kijkt, tenminste als je een totalitaire tendens in je denken wil vermijden”. Nog zo’n mooie beschuldiging: zet LEF bij het totalitaire denken en we kunnen er met zijn allen tegen zijn. De bril van waaruit LEF wordt gegeven en verdedigd is die van de academische discipline van de religiestudie. De ideologische bril, zo je wil, is die van het politiek liberalisme à la Rawls. Dit is net het tegenovergestelde van totalitair denken overigens. Bovendien is daar nooit een geheim van gemaakt. Lees in dit verband Samenleven met gezond verstand en het LEF-boekje. Zij die beweren dat ik mijn achterliggend denkkader niet expliciteer willen ofwel niet lezen ofwel gratuit beschuldigen. En als je niet wil lezen, hou je dan tenminste aan de NIVEA-regel: Niet Invullen Voor Een Ander. https://www.polis.be/samenleven-met-gezond-verstand.html http://www.aspeditions.be/…/meer-lef-in-het-onder…/15034.htm
– “Wie even tijd neemt om de handboeken rooms-katholieke godsdienst te bekijken bijvoorbeeld, ziet al snel dat religie en met name het christendom er zeer gefilterd wordt gepresenteerd.” http://www.knack.be/…/jongeren-…/article-opinion-623745.html Daar blijf ik bij, op basis van de handboeken Caleidoscoop (Wolters/Plantyn) en Meander (Pelckmans). De handboeken brengen een theologisch gekleurd verhaal. Religie wordt onvoldoende vanuit het perspectief van religious studies bekeken. Bij de islamhandboeken is dat trouwens nog meer het geval. Dat is nog voornamelijk echt teaching into religion. Maar zoals ik in datzelfde stuk ook schrijf: de levensbeschouwelijke vakken staan op dat punt recht in hun schoenen. Ze doen waarvoor ze bedoeld zijn. Het stuk is geen aanval op de vakken, maar een appel aan de overheid. Het is de Vlaamse overheid die in gebreke blijft door geen eindtermen te willen formuleren waardoor het wetenschappelijk-kritisch denken over levensbeschouwing en het buitenperspectief dat de religiestudie biedt niet voor iedereen gegarandeerd zijn. De eindtermen waar LEF voor staat sluiten niet uit dat er in andere vakken wel een theologisch verhaal gebracht wordt. Er is van bij het begin ook steeds gezegd dat LEF een rooms-katholiek godsdienstvak (bv. op katholieke scholen) in principe niet hoeft uit te sluiten. Zie oa https://www.demorgen.be/…/lef-voor-de-burgers-van-morgen-b…/ Wat er met de bestaande levensbeschouwelijke vakken moet gebeuren is op zich een aparte discussie. En om die in Vlaanderen ten gronde te kunnen voeren, halen we de levensbeschouwelijke vakken best terug uit de grondwet (waar ze pas sinds 1988 zijn in opgenomen, art. 24). http://www.knack.be/…/de-neutr…/article-longread-679199.html
– Tot slot wat de dialoog betreft. Er zijn mensen die met me in dialoog willen gaan en me daarvoor eenvoudig een vriendelijk uitnodigende mail sturen. Ik weiger normaal geen gesprekken en was bijvoorbeeld ook al te gast bij een overlegmoment van de inspectie rooms-katholieke godsdienst, op katholieke dialoogscholen, etc. Wie echter denkt te kunnen uitnodigen tot dialoog door handtekeningen te verzamelen voor een tendentieus pamflet met verdachtmakingen… Tja.
Op zijn blog reageert de initiatiefnemer (die ik overigens niet ken, ook niet vanop sociale media) ondertussen met opnieuw verdachtmakingen. https://mimeticmargins.com/…/het-ware-gelaat-van-patrick-l…/ “Er zijn er op deze wereld nog die verwoed aan het twitteren slaan zodra hun opvattingen worden bekritiseerd.” Maw: Loobuyck = Francken/Trump?
Jezus…

Enfin, voor de rest, altijd bereid om van gedachten te wisselen. Mijn mailadres staat online.

EEN ANTWOORD:

De meer dan 1000 ondertekenaars van het pamflet “Godsdienst met of zonder LEF?” tot nu toe (onder wie atheïsten, agnosten en gelovigen van verschillende gezindte, alsook mensen uit het hele levensbeschouwelijke onderwijsveld, van studenten tot professoren) mogen hopelijk stilaan een minder krampachtige reactie verwachten op de uitnodiging tot dialoog – met leerkrachten RKG en anderen. Een antwoord op het zoveelste Facebook-bericht van Patrick Loobuyck, punt per punt:

1) Het pamflet gaat niet over LEF, maar over hoe het vak RKG vandaag wordt geconcipieerd. Vandaar de vraag op het einde van het pamflet aan de voorstanders van LEF in hoeverre LEF beantwoordt aan de betrachtingen van het huidige vak RKG. Als dat helemaal duidelijk was, dan zou die vraag niet worden gesteld.

2) Op 30 november 2011 was Maarten Boudry één van de ondertekenaars van een pleidooi voor LEF in de krant De Morgen, getiteld “LEF voor de burgers van morgen”. Zie: https://www.demorgen.be/…/lef-voor-de-burgers-van-morgen-b…/

3) Het is blijkbaar de schuld van onder andere Knack dat het stuk van De Ceulaer over levensbeschouwelijk onderwijs verkeerdelijk “geframed” werd? Je kan lezers niet verwijten dat ze lezen wat ze lezen, met name:

“Naar aanleiding van de jihadistische aanslagen in en rond Parijs pleitte Knack-journalist Joël De Ceulaer in het Radio 1-programma Hautekiet voor de afschaffing van levensbeschouwelijke schoolvakken. Herlees hier de ‘Lastpost’ die hij daarover schreef in Knack van 5 november 2014.”

Bovendien verscheen hij in diezelfde week na de aanslagen op Charlie Hebdo ook nog eens in Reyers Laat, in een discussie met Mieke Van Hecke die als titel meekreeg: “Wat doen we met Allah en God op school?”

Dat zijn tendentieuze aankondigingen en titels van Knack en van de VRT. Je kan het lezers, luisteraars en kijkers niet kwalijk nemen dat ze het debat dan ook in die context plaatsen, zeker als Joël De Ceulaer zelf daar geen probleem van blijkt te maken op dat moment.

In ieder geval heeft een actuele voorstander van LEF in een niet zo ver verleden de pleidooien gevoerd die hij heeft gevoerd.

4) Over “laten zien met welke bril je kijkt om een totalitaire tendens te vermijden…” Het is veel mensen vooralsnog onduidelijk hoe “neutraliteit” wordt ingevuld door LEF. Je antwoordt: “De bril van waaruit LEF wordt gegeven en verdedigd is die van de academische discipline van de religiestudie. De ideologische bril, zo je wil, is die van het politiek liberalisme à la Rawls.”

Dat is niet neutraal, dus waarom zou je dat woord nog gebruiken? Bovendien kent “de academische studie van de religiestudie”, zoals elke menswetenschap, een waaier van theoretische uitgangspunten en “brillen”. Ook daarover kan meer duidelijkheid komen. Overigens vertrekt het vak RKG ook van dergelijke religiestudie.

5) Over de handboeken zijn we het fundamenteel oneens. We kunnen samen bijvoorbeeld het handboek Caleidoscoop (of een opvolger daarvan) eens grondig bekijken. In het pamflet wordt aangegeven op welke manier Caleidoscoop een aantal van je aantijgingen omtrent handboeken weerlegt. Bovendien poneer je in het aangehaalde artikel dat “godsdienst op erg gespannen voet staat met de huidige wetenschappelijke bevindingen”. Dat is niet juist. Caleidoscoop laat zien welke opvattingen over godsdienst leiden tot conflicten met wetenschap en welke niet. Omdat voorstanders van LEF de afgelopen jaren uiteenlopende standpunten hebben geuit in de media (soms werd gesproken over “afschaffing”), is het niet altijd even duidelijk op welke manier het vak RKG nog een plaats krijgt naast LEF – standaard in katholieke scholen, of via “gasturen”, of in sommige katholieke scholen wel en andere niet, of na een herziening van de netten, etc.?

6) Jij bent zelf verantwoordelijk voor het al dan niet aangaan van de dialoog op basis van wat je een “verdacht-makend pamflet” noemt. Hierboven is enige verduidelijking geschetst voor je vragen en bedenkingen. Wat bijvoorbeeld wordt geschreven over Boudry, gaat over hemzelf en moet jij niet voor je rekening nemen. Maar het is een feit dat voor de buitenwereld iemand natuurlijk wordt geassocieerd met LEF als hij een pleidooi van academici voor LEF in De Morgen tekent. Is het zo vreemd dat lezers Boudry als voorstander van LEF zien dan?

7) Mijn opmerking over “verwoed twitteren” is in de eerste plaats algemeen. Velen twitteren verwoed tegenwoordig. Dat jij jezelf vergelijkt met Trump en Francken, is voor jouw rekening. Het pamflet telt 6 bladzijden. Het gros daarvan gaat helemaal niet over Patrick Loobuyck, zelfs niet over LEF als dusdanig (vandaar de vragen op het einde, naar verduidelijking). Het pamflet verduidelijkt, nogmaals, hoe RKG vandaag is geconcipieerd en wil vanuit het wegwerken van een aantal misvattingen de dialoog aangaan over de toekomst van het levensbeschouwelijk onderwijs.

Het is overigens fijn om te zien dat na het getwitter de aandacht voor mailverkeer komt. We mailen elkaar. Dat is hoopgevend. De polariserende mediastorm, van beide kanten, die in deze tijden een normale fase lijkt, gaat liggen.

(LEES HET BIJGEVOEGDE ARTIKEL – klik op Kanttekeningen bij een ideologisch atheïsme)

Gisteren, dinsdag 29 maart A.D. 2011, mocht ik als godsdienstleraar deelgenoot zijn van een deugddoend, inspirerend en hoopgevend gebeuren. Sinds kort komen enkele leerlingen van onze school, uit het laatste jaar van de humaniora, om de twee weken samen om van gedachten te wisselen over een vooraf gelezen, korte filosofische tekst. We bespraken, gisteren op onze tweede bijeenkomst in het licht van een eerste lentezon en op het nog bedauwde gras in het stadspark van Aalst, een tekst van de Duitse filosoof Max Scheler (1874-1928).

Grote denkers laten steeds een glimp zien van de potentieel humaniserende kunst van het filosofische vragen. Bij Max Scheler is dat niet anders. Het fragment uit zijn Der Formalismus in der Ethik und die materiale Wertethik, in een Nederlandse vertaling weliswaar, wees ons op het onherleidbare en ‘transcendente’ karakter van morele waarden. Tegelijk waarschuwde Scheler in zijn tekst voor de verleiding van een totalitarisme – waarbij ‘het goede’ onterecht vereenzelvigd wordt met een bepaald systeem, of zelfs met een bepaald persoon.

In de woorden van Scheler zelf: “Wanneer men de zedelijke waarden goed en kwaad bindt aan dingen buiten de wereld van de waarden, zoals bijv. aan een aanwijsbare lichamelijke of psychische toestand, of aan het lidmaatschap van een stand of een partij, dan spreekt men over ‘de goeden en gerechtigen’ als over een objectief definieerbare klasse. Op die wijze vervalt men steeds in een of andere vorm van farizeïsme. Het identificeert de dragers van ‘het goede’ en hun groepskenmerken met de waarde zelf van het goede, ja zelfs met het wezen van de waarde als zodanig ofschoon zij in feite enkel als dragers van de waarde fungeren. De uitspraak van Jezus: ‘Niemand is goed behalve God alleen’, is juist tegen ‘de goeden en gerechtigen’ gericht. Hij wil niet zeggen dat er geen enkel mens goed is, in de zin van: er bestaat niemand met goede eigenschappen. Hij wil enkel zeggen dat het goede zelf nooit kan bestaan in een begrippelijk bepaalbare eigenschap van een mens.”

Onze bijeenkomst gisteren motiveerde mij om een tekst te herwerken waar ik sinds vorige week aan schrijf. Naar aanleiding van het voorstel van Patrick Loobuyck om de confessionele keuzevakken op school te vervangen door één ‘neutraal’ vak levensbeschouwing, ben ik wat dieper gaan graven naar de vooronderstellingen van een bepaald atheïstisch discours. Ik denk dat in dergelijk discours de transcendente, onherleidbare, ‘oncontroleerbare’ en ‘niet zomaar in categorieën in te passen’ dimensie van de werkelijkheid vaak vergeten wordt. Als zodanig wordt dit discours dogmatisch en ideologisch.

Vandaag heerst vooral de neiging om alles te herleiden tot iets dat marktwaarde heeft. Niet alles is echter onmiddellijk nuttig, nodig, of ‘te managen’. Af en toe mag het verwijlen bij de onzekerheid van onze zekerheden ons, vanuit dit bewustzijn, op het spoor van een ‘belangeloos’ genieten zetten waarin de dankbaarheid heerst. De bijeenkomst van de leerlingen gisteren beschouw ik als een kleine, stille en vreedzame revolte tegen het vertoog in onze samenleving dat de stem van de reflectie vaak afdoet als ‘overbodig gezwets’, en dat alles wat niet direct efficiënt is gemakkelijk waardeloos acht. Een verdere uitwerking van het specifieke discours waarbij vraagtekens geplaatst worden, is te lezen in het bijgevoegde artikel – zie bovenaan deze post of klik hier de titel aan:

Kanttekeningen bij een ideologisch atheïsme.

Ik dank Ilias, Bert, Alexander, Freija, Jonas, Tijs, Matthias, Dries, Elly, Siemen, Astrid en Willem alleszins voor hun inspirerende impulsen.